-
1 bikken
1 [m.b.t. steen] piquer♦voorbeelden: -
2 bikken
-
3 bikken
тесать; рубать; лопать; шамать* * *гл.1) общ. лопать ( слопать), обтёсывать (камень), отсекать2) разг. есть, кушать -
4 bikken
[eten] [omg.]verzehren -
5 bikken
kome; kome -
6 bikken
v. pick, chip, scale -
7 bikken
1) äta2) flisa3) mata -
8 bikken
déjeuner, manger -
9 bikken
kome; kome -
10 niets te bikken hebben
niets te bikken hebben -
11 lekker zitten te bikken
lekker zitten te bikkenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > lekker zitten te bikken
-
12 kome
bikken [v], gebruiken [v], eten, nuttigen, vreten [v] -
13 kome
bikken [v], gebruiken [v], eten, nuttigen, vreten [v] -
14 bouffer
bouffer [boefee]1 bol staan ⇒ opbollen, bloezen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:→ nez -
15 bouffer des briques
-
16 croûter
croûter [kroetee]♦voorbeelden: -
17 есть
1. interj.gener. er is, er zijn2. v1) gener. gegeten (производная форма от глагола eten), eten, schaften, schoften, vreten (о животных)2) colloq. bikken3) obs. spijzen -
18 кушать
-
19 лопать
vgener. ( слопать) bikken, ( слопать) buffelen, ( слопать) bunkeren, ( слопать) vreten -
20 обтёсывать
Страницы