-
1 wasmiddel
♦voorbeelden:1 fosfaatarm/fosfaatloos/biologisch afbreekbaar wasmiddel • low-phosphate/non-phosphate/biodegradable detergentvloeibaar wasmiddel • liquid detergent/soapwasmiddel met/zonder bleekmiddel • detergent containing/without bleach -
2 wasmiddel
-
3 wasmiddel
-
4 wasmiddel
hetWaschmittel n -
5 wasmiddel
n. lotion -
6 wasmiddel
• detergent -
7 wasmiddel met/zonder bleekmiddel
wasmiddel met/zonder bleekmiddeldetergent containing/without bleachVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > wasmiddel met/zonder bleekmiddel
-
8 een wasmiddel, geschikt voor alle soorten textiel
een wasmiddel, geschikt voor alle soorten textielDeens-Russisch woordenboek > een wasmiddel, geschikt voor alle soorten textiel
-
9 fosfaatarm/fosfaatloos/biologisch afbreekbaar wasmiddel
fosfaatarm/fosfaatloos/biologisch afbreekbaar wasmiddellow-phosphate/non-phosphate/biodegradable detergentVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > fosfaatarm/fosfaatloos/biologisch afbreekbaar wasmiddel
-
10 vloeibaar wasmiddel
vloeibaar wasmiddelliquid detergent/soapVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > vloeibaar wasmiddel
-
11 lessive
lessive [lessiev]〈v.〉2 was♦voorbeelden:faire la lessive • de was doenf1) wasmiddel2) was3) waswater -
12 wasgoed
-
13 средство для стирки
ngener. wasmiddelRussisch-Nederlands Universal Dictionary > средство для стирки
-
14 cleanser
n. melk om gezicht te reinigen; wasmiddel; reiniger[ klenzə] -
15 detergent
-
16 dip
n. duik(en); inzinking; daling; dompeling--------v. dompelen; dalen; salueren; duikendip1[ dip]1 〈 benaming voor〉 indoping ⇒ onderdompeling; wasbeurt 〈 dieren, met insecticide〉; 〈 informeel〉 duik 〈 ook figuurlijk〉2 schepje1 dipsaus————————dip2〈 dipped〉1 duiken ⇒ plonzen, kopje-onder gaan2 ondergaan ⇒ vallen, zinken4 tasten ⇒ reiken, grijpen♦voorbeelden:dip into one's financial resources • een aanspraak doen op zijn geldelijke middelendip into one's pocket • in de zak tastendip into • vluchtig bekijkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 〈 benaming voor〉 (onder)dompelen ⇒ (in)dopen; galvaniseren 〈 in bad〉; wassen 〈 dieren in bad met insecticide〉♦voorbeelden: -
17 wash
adj. kan gewassen worden--------n. was; wassen; afwas; schoonmaak; wasmiddel; laag; golfslag--------v. wassen; schoonmaken; afwassen; overstromen; overtrekken (met verf)wash1[ wosj]2 vieze, waterige troep ⇒ slootwater, slappe thee♦voorbeelden:have a wash • zich wassen♦voorbeelden:1 golfslag♦voorbeelden:————————wash2♦voorbeelden:it won't wash with him • hij zal het niet geloventhe stain will wash off • de vlek gaat er (in de was) wel uitII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:wash off • (eraf) wassen -
18 soapflakes
n. zeepvlokken, wasmiddel, kleine stukjes zeep -
19 lessiviel
-
20 produit lessiviel
produit lessiviel
- 1
- 2