-
1 trekken
1 [kracht uitoefenen op iets; luchtstroom doorlaten] tirer2 [in een bepaalde richting gaan] s'en aller3 [spierbewegingen maken] traîner (qc.)4 [m.b.t. zenuwtrek] avoir un tic (nerveux) (à)5 [in een richting getrokken worden] être attiré (par)6 [ergens in getrokken worden] être absorbé (par)7 [lijken (op)] tirer (sur)♦voorbeelden:de kachel trekt goed • le poêle tire bienaan een sigaar trekken • tirer sur un cigaredoor Frankrijk trekken • parcourir la Francein een huis trekken • s'installer dans une maisonde wijde wereld in trekken • partir à la conquête du mondekrom trekken • se déformerde kinderen trekken nogal naar hun vader • les enfants tiennent plutôt de leur père1 [tussen iets anders uitnemen] tirer2 [aantrekken] attirer3 [als zijn deel ontvangen] toucher♦voorbeelden:een kies trekken • arracher une dentloten trekken • tirer des lots au sortvolle zalen trekken • remplir les sallesdie stad blijft trekken • cette ville garde son attrait1 [algemeen] tirer2 [naar zich toehalen, ook figuurlijk] attirer4 [tekenen] tracer6 [Algemeen Zuid-Nederlands][fotograferen] prendre♦voorbeelden:een horoscoop trekken • tirer un horoscopeeen single van een elpee trekken • tirer un 45 tours d'un 30 centimètresiets stuk trekken • déchirer qc.iets omver trekken • renverser qc.iemand aan zijn haar trekken • tirer les cheveux à qn.〈 figuurlijk〉 iets naar zich toe trekken • s'occuper intensivement de qc.iets in het belachelijke trekken • tourner qc. en dérision -
2 trekken
1 [kracht uitoefenen op iets] pull3 [spierbewegingen maken] stretch4 [luchtstroom doorlaten] draw5 [in een richting getrokken worden] pull6 [lijken (op)] be like♦voorbeelden:aan een sigaar trekken • puff at/draw a cigarover een rivier trekken • cross a riverten strijde/te velde trekken • go into battlede kinderen trekken nogal naar hun vader • the children take more to their father2 [aantrekken] draw4 [gewichtheffen] snatch♦voorbeelden:2 publiek/kopers trekken • draw an audience/customersvolle zalen trekken • play to/draw full houses1 [in genoemde toestand/op genoemde plaats brengen] pull3 [naar zich toehalen, ook figuurlijk] draw4 [aftreksel maken van] make6 [doen ontstaan] draw7 [uit een plaats vandaan halen] get♦voorbeelden:iemand aan zijn haar trekken • pull someone's hairiemand aan zijn mouw trekken • pull (at) someone's sleeveeen horoscoop trekken • cast a horoscopelering trekken uit iets • learn (a lesson) from something〈 wiskunde〉 de wortel uit een getal trekken • find/extract the (square/cube/ 〈enz.〉 ) root of a number8 gezichten trekken • make/pull (silly) faces -
3 trekken
таскать, тащить, потащить; дёрнуть, подёргивать; удалить; вырвать, выдернуть; тянуть вытянуть; обнажить; отобрать; провести; (на)чертить; купить в автомате; получить; оставить; натянуть; составить; привлечь; играть с оттяжкой; (с)делать рывок; тянуть протянуть; дать настояться; оставить настояться; тянуть за; таскать за, дёрнуть за; драть; сложить; нахлобучить; спустить, опустить; пододвинуть к себе, придвинуть к себе; (по)тянуть на себя; (по)тянуть к себе; одеть через голову, натянуть через голову; уговорить; вынуть из; выхватить из; вырвать У; совершить поход; объехать; куриться; завариться; настояться; разыгрываться; дёргаться; определить темп; затянуть темп; притягивать манить; поднажать; идти по, пройти по, двигаться по; идти в направлении; переехать в, переселиться в; идти в поход, отправиться в поход; совершить путешествие, отправиться в поездку на машине* * **1) тянуть, тащить2) дёргать, выдёргивать3) настаиватьthee láten trékken — настаивать чай
4) получатьpensioen trékken — получать пенсию
5) извлекатьnut [vóordeel] uit iets trékken — извлекать из чего-л. пользу [выгоду]
6) привлекать ( внимание)7) проводить (линию, границу)8) (z) двигаться, идти9) сквозить* * *гл.1) общ. дёргать, двигаться, делать настойку, извлекать, коробиться, получать, привлекать, сквозить, тянуть, проводить (линию, границу), совершать перелёт (о птицах), влечь, выдёргивать, вытаскивать, идти, отправляться, переселяться, странствовать, тащить, обнажать (меч, шашку и т.п.), настаивать (чай)2) с.-х. выгонять, выращивать3) бизн. выдавать, выставлять, трассировать (вексель) -
4 trekken
I.ziehenII.[trektocht]wandern -
5 trekken
atraé; pinta, tek; hala, trèkDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > trekken
-
6 trekken
n. draught, draft, hammer--------v. pull, draw, haul, tow, twitch, drag, hoick, bob, pluck, tear, rifle, extract, take, migrate, roam, journey, enter on, attract -
7 trekken
ww1) tirer2) s'en aller3) traîner (qc)7) tirer (sur)8) attirer9) toucher10) faire infuser [thé, etc], laisser mijoter11) tracer12) prendre (dans), sortir (de)13) prendre -
8 trekken
• tearing• to attract• to draw• to draw current• to jerk• to pull• warping -
9 trekken
1) dragga2) vanra3) släpa4) hala5) bogsera -
10 trekken
çekmek [-er] v -
11 trekken
тянуть, потянуть; дёрнуть, подёргивать; вырвать, выдернуть; тянуть, вытянуть; обнажить; провести; чертить, начертить; купить в автомате; получить; оставить; натянуть; составить: привлечь; играть / сыграть с оттяжкой; делать / сделать рывок; тянуть, протянуть trok e.OVT.imp. trokken m.OVT.imp. heeft getrokken, is getrokken VTT.pref. -
12 trekken
abaisser, allécher, appâter, attirer, dessiner, retirer, solliciter, tirer un trait, tirer, traîner, voyager au loin -
13 trekken
atraé; pinta, tek; hala, trèk -
14 een horoscoop trekken
-
15 iemand aan zijn mouw trekken
iemand aan zijn mouw trekken————————iemand aan zijn mouw trekkenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand aan zijn mouw trekken
-
16 volle zalen trekken
volle zalen trekkendraw/attrack/bring in full houses/capacity crowds————————volle zalen trekkenplay to/draw full housesVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > volle zalen trekken
-
17 we moeten ergens een grens trekken
we moeten ergens een grens trekken————————we moeten ergens een grens trekkenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > we moeten ergens een grens trekken
-
18 00 kilo trekken
00 kilo trekken -
19 aan de bel trekken
aan de bel trekken -
20 aan de noodrem trekken
aan de noodrem trekken
См. также в других словарях:
Trekken — (holländ.), »ziehen«, (aus)wandern, besonders von den Buren (Trekburen) gebraucht (s. Buren) … Meyers Großes Konversations-Lexikon
trekken — trẹk|ken 〈V. intr.; ist〉 Trekking betreiben, im Hochgebirge wandern ● sie sind lange getrekkt * * * trẹk|ken, trecken <sw. V.; ist: Trekking betreiben … Universal-Lexikon
trekken — trẹk|ken 〈V.〉 Trekking betreiben, im Hochgebirge wandern; sie sind mit Pferden getrekkt … Lexikalische Deutsches Wörterbuch
trekken — D✓trẹk|ken, trẹ|cken <englisch> (Trekking betreiben) … Die deutsche Rechtschreibung
trekken — ari … Woordenlijst Sranan
Pferd — (s. ⇨ Ross). 1. A blind Ferd trefft gleich (gerade) in Grüb herein. (Jüd. deutsch. Warschau.) 2. Alte Pferde achten der Peitsche nicht. Lat.: Psittacus senex ferulam negligit. (Gaal, 926.) 3. Alte Pferde gehen nicht durch. Holl.: Het hollen is… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
trekking — [ trekiŋ ] n. m. • v. 1975; mot angl., de to trek « avancer » ♦ Anglic. Randonnée pédestre dans des régions montagneuses difficilement accessibles. Faire un trekking au Népal. ● trekking ou trek nom masculin (anglais trekking, de to trek, du… … Encyclopédie Universelle
trecken — »von einer Gegend in eine andere ziehen, ein Schiff mit einem Tau längs des Ufers ziehen«: Das auf das dt. und niederl. Sprachgebiet beschränkte Verb (mhd. trekken, mnd. trekken, niederl. trekken) ist eine Intensivbildung zu dem heute veralteten… … Das Herkunftswörterbuch
Treck — trecken »von einer Gegend in eine andere ziehen, ein Schiff mit einem Tau längs des Ufers ziehen«: Das auf das dt. und niederl. Sprachgebiet beschränkte Verb (mhd. trekken, mnd. trekken, niederl. trekken) ist eine Intensivbildung zu dem heute… … Das Herkunftswörterbuch
Trecker — trecken »von einer Gegend in eine andere ziehen, ein Schiff mit einem Tau längs des Ufers ziehen«: Das auf das dt. und niederl. Sprachgebiet beschränkte Verb (mhd. trekken, mnd. trekken, niederl. trekken) ist eine Intensivbildung zu dem heute… … Das Herkunftswörterbuch
Strick — 1. A lichter der Schträk, dieste biéster dat Gläk. (Siebenbürg. sächs.) – Schuster, 694. 2. Am Strick müssen sterben, die mehr verzehren als erwerben. – Lohrengel, I, 45. 3. An diesem Strick hängt unser Glück, sagte der Schulze, da hing er das… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon