-
1 verontreinigen
1 polluer♦voorbeelden: -
2 verontreinigen
-
3 verontreinigen
-
4 verontreinigen
sushaDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > verontreinigen
-
5 verontreinigen
v. defile, sully, pollute, corrupt -
6 verontreinigen
• to contaminate• to pollute -
7 verontreinigen
salir, souiller -
8 verontreinigen
susha -
9 to contaminate
verontreinigenvervuilenvuilmaken -
10 to pollute
verontreinigenvervuilen -
11 verunreinigen
-
12 defile
n. (berg)engte, bergpas--------v. bevuilen, verontreinigen; in de lijn lopendefile1[ die:fajl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————defile2[ diffajl] 〈werkwoord; zelfstandig naamwoord: defilement〉1 bevuilen ⇒ verontreinigen, vervuilen2 ontwijden ⇒ schenden, ontheiligen -
13 pollute
v. vervuilen; bezoedelen; verontreinigen[ pəloe:t] -
14 corrompre
corrompre [korrõpr]1 (zedelijk) bederven ⇒ verderven, doen ontaarden2 omkopen1 ontaarden ⇒ slecht, verdorven worden1. v2) omkopen, corrumperen4) verontreinigen [lucht]5) vervalsen, verdraaien2. se corromprev1) slecht worden, ontaarden2) bederven, verrotten -
15 грязнить
vgener. besmeren, modderen, besmeuren, morsen, plekken, verontreinigen -
16 марать
vgener. kladden, kladderen, slonzen, afknoeien, besmetten, kalken, sabberen, smetten, smeuren, smoezelen, verontreinigen, vlakken, vlekken, vuil maken, vuilmaken -
17 осквернять
vgener. schenden, schennen, misbruiken, ontheiligen, ontwijden, profaneren, prostitueren, verontheiligen, verontreinigen -
18 contaminate
v. vervuilen; besmet worden[ kəntæminneet] 〈zelfstandig naamwoord: contamination〉1 be/vervuilen ⇒ verontreinigen, (doen) bederven; 〈 figuurlijk〉 bezoedelen, besmeuren -
19 corrupt
adj. corrupt; verdorven--------v. verdorven, immoreel; omkoopbaarcorrupt1[ kərupt] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉3 bedorven ⇒ verbasterd, onbetrouwbaar4 onzuiver ⇒ besmet, (ver)rot♦voorbeelden:corrupt parts in an old manuscript • corrupte/onbetrouwbare gedeelten in een oud manuscript————————corrupt21 slecht worden ⇒ ontaarden; (zeden)bederf veroorzakenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 corrumperen ⇒ aantasten, besmetten2 omkopen ⇒ corrupt maken, corrumperen3 verbasteren ⇒ vervalsen, verknoeien4 verontreinigen ⇒ onzuiver maken, bezoedelen -
20 poison
n. gif; vergif--------v. vergiftigenpoison1[ pojzn] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————poison2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:2 their good relationship was poisoned by jealousy • hun goede verhouding werd door jaloezie verstoord/verziekt
Страницы
- 1
- 2