-
1 anaesthetize
v. verdoven; minder gevoelig maken; laten inslapenanaesthetize, anaesthetise -
2 daze
n. verdoving, verbijstering--------v. verdoven, bedwelmendaze1[ deez] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:1 in a daze • verdoofd, versuft2 in a daze • verbluft, ontsteld————————daze2〈 werkwoord〉1 verdoven ⇒ bedwelmen, doen duizelen♦voorbeelden:dazed with drugs • versuft van medicijnen/drugs -
3 deaden
v. verzwakken, verlichten; verdoven; minder levendig maken; dood gaan; doden; geluiddicht maken; smakeloos maken, wegnemen van alcohol (zoals wijn)[ dedn]1 de kracht/helderheid/glans verliezen ⇒ verflauwen, verzwakkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
4 deafen
-
5 drug
n. drug; geneesmiddel--------v. bedwelmen, drogeren, verdovendrug1[ drug] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 drug ⇒ verdovend/stimulerend middel♦voorbeelden:————————drug2〈werkwoord; drugged〉1 medicijn(en) e.d. toedienen ⇒ bedwelmen, drogeren, verdoven♦voorbeelden: -
6 knock out
vloeren, knock-out slaan; met stomheid slaan; (ergens) uitslaan; verdoven; (i.h.b. sport) uitschakelen; rammelen (op muziekinstrument)knock out♦voorbeelden: -
7 numb
-
8 anaesthetise
v. toedienen van verdovingsmiddel, verdoven, pijn doen verminderen; onder narcose brengen;→ anaesthetize anaesthetize/ -
9 anesthetize
v. anestheseren, verdoving toedienen, onder narcose brengen, verdoven, ongevoelig maken (ook "aneshtetise")→ anaesthetize anaesthetize/ -
10 benumb
v. verkleumen, doen verstijven, verdoven[ binnum]1 gevoelloos maken ⇒ doen verstijven, verkleumen♦voorbeelden: -
11 chloroform
n. chloroform (een verdovend middel, vluchtige stof)--------v. cloroform (vervluchtige stof, vroeger gebruikt als verdovend middel)[ klorrəfo:m] -
12 din
het Duitse normalisatie instituutdin1[ din] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————din2〈 dinned〉1 weerken ⇒ dreunen, galmenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:din something into someone • iets er bij iemand in stampen -
13 dull
adj. saai; somber; dof, gedempt; dom--------v. afstompen, stomp wordendull1[ dul] 〈bijvoeglijk naamwoord; dully; dullness〉1 saai ⇒ vervelend, oninteressant2 dom ⇒ onintelligent, sloom♦voorbeelden:a dull dog • een saaie piet————————dull21 afstompen ⇒ afnemen, verslappen2 dof/mat wordenII 〈 overgankelijk werkwoord〉4 dom/stom maken♦voorbeelden: -
14 freak
adj. raar, abnormaal; zonderling--------n. gril, kuur; rariteit, abnormaal verschijnsel; wangedrocht, monster; zonderling, freak, fanaat--------v. gril, kuur; rariteit (straattaal):verdoven, verdoofd (drugs)freak1[ frie:k] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 gril ⇒ kuur, nuk2 rariteit ⇒ uitzonderlijk/abnormaal verschijnsel3 misvormd dier ⇒ wangedrocht, monster4 zonderling ⇒ excentriekeling, hippie♦voorbeelden:3 a freak of nature • een speling der natuur, een misvormd dier/mens/plant————————freak21 abnormaal ⇒ uitzonderlijk, ongewoon♦voorbeelden:1 freak weather • vreemd/typisch weer -
15 inebriate
adj. Dronken, dronkaard--------n. Dronkaard, verslaafde aan alcohol--------v. dronken makeninebriate1————————inebriate2〈 bijvoeglijk naamwoord〉 〈 formeel〉————————inebriate3 -
16 opiate
adj. opium bevattend; narcotisch; in slaap doen vallend--------n. kalmerend geneesmiddel--------v. verdoven, bedwelmen; verzachten, kalmeren[ oopiət]1 opiaat ⇒ slaapmiddel, pijnstiller -
17 put off
uitvaren (scheepv.); uittrekken (kledingstuk); uitstellen; afzetten; afschrikken; afschepen; v, de wijs brengen; verdoven; v.d. hand doen; uitzendenput off♦voorbeelden:〈 spreekwoord〉 never put off till tomorrow what you can do today • laat nimmer iets tot morgen staan, wat nog voor heden kan gedaanput someone off from a plan • iemand een plan afraden4 I tried in vain to put off my tax-collector • ik trachtte tevergeefs de belastingontvanger van mij af te schudden7 put off your doubts! • laat uw twijfels varen! -
18 put out
put out♦voorbeelden:put out to sea • zee kiezenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 aanwenden ⇒ inzetten, gebruiken3 uitdoen ⇒ (uit)doven, blussen4 verdoven ⇒ bewusteloos maken/slaan5 van zijn stuk brengen ⇒ verontrusten, irriteren♦voorbeelden:put one's tongue out • zijn tong uitsteken3 put out the fire/light • het vuur/licht doven8 the calculations may have been put out by one percent • er kan een afwijking van een percent in de berekeningen geslopen zijnput out an official statement • een communiqué uitgeven -
19 put under
put underverdoven, onder narcose brengen -
20 put
n. kogelwerpen--------v. plaatsen, leggen, zetten; stoppen; stellen; merkenput1[ poet] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 → putt putt/————————put2♦voorbeelden:¶ stay put • blijven waar je bent, op zijn plaats blijven————————put32 → putt putt/♦voorbeelden:1 the ship put into the port • het schip voer/stevende de haven binnen〈 voornamelijk Brits-Engels〉 put (up)on someone • iemand last/ongemak bezorgen→ put about put about/, put back put back/, put down put down/, put in put in/, put out put out/, put over put over/, put to put to/, put up put up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉5 werpen ⇒ stoten, jagen7 uitdrukken ⇒ zeggen, stellen8 vertalen ⇒ overbrengen, omzetten♦voorbeelden:put an end to (one's life) • een eind maken (aan zijn leven)put a/one's finger to one's lips • de vinger voor de lippen/mond leggen 〈 als aanmaning tot zwijgen〉put one's hand on something • de hand leggen op ietsput an idea/thought into someone's head • iemand op een idee brengenput a knife between someone's ribs • iemand een mes tussen de ribben stekenput a match to something • iets aansteken/in brand stekenput money in(to) something • geld steken in ietsput pen to paper • pen op papier zettenput pressure (up)on • pressie uitoefenen opput a price on something • een prijskaartje hangen aanput one's signature to something • zijn handtekening plaatsen onder ietsput someone on the train • iemand op de trein zettenput a stop to something • een eind maken aan ietsput one's trust in • zijn vertrouwen stellen inthe death of his son put years on him • de dood van zijn zoon heeft hem ouder gemaaktput oneself into something • zich geheel/zijn beste krachten aan iets gevenput safety above cost • veiligheid boven kosten stellenput someone across the river • iemand overzettenput something before something else • iets prefereren/stellen boven iets andersput behind bars • achter de tralies zettenput something behind oneself • zich over iets heen zetten, met iets brekenput in order • in orde brengenput in an awkward position • in een moeilijk parket brengenput in(to) touch with • in contact brengen metput into circulation • in omloop brengenput into effect • ten uitvoer brengenput into power • aan de macht brengenput someone off his food • iemand de eetlust benemenput someone off his game • iemand van zijn spel afleidenput someone off learning • iemand de zin om te leren ontnemenput someone off smoking • iemand van het roken afbrengenput someone on antibiotics • iemand antibiotica voorschrijvenput someone on his guard • iemand waarschuwenput on the right track • op het goede spoor brengenput out of business • failliet doen gaan, ruïnerenput someone out of temper • iemand uit zijn humeur brengenput a Bill through Parliament • een wetsvoorstel door het parlement krijgenput one's children through university • zijn kinderen universitaire studies laten voltooienput the children to bed • de kinderen naar bed brengenput to death • ter dood brengenput a poem to music • een gedicht op muziek zettenput the children to school • de kinderen op school doenput one's son to a trade • voor zijn zoon een beroep vindenput oneself/someone to work • zich/iemand aan het werk zettenput to good use • goed gebruik maken vanput £100 towards the cost • £100 in de kosten bijdragen〈 informeel〉 put someone through it • iemand een zware test afnemen/zwaar op de proef stellenput to flight/rout • op de vlucht drijvenput someone to (great) inconvenience • iemand (veel) ongerief bezorgenput someone to trouble • iemand last/ongemak bezorgenput £1,000,000 on the taxes • de belastingen met £1.000.000 verhogenput a proposal before/to a meeting • een vergadering een voorstel voorleggenput someone onto someone • iemand aan iemand voorstellen/bij iemand introducerenhow shall I put it? • hoe zal ik het zeggento put it bluntly • om het (maar) ronduit/cru te zeggenbe hard put (to it) to do something • iets nauwelijks aankunnen, het erg moeilijk hebben om iets te doenput under • verdoven, onder narcose brengenput it/one/something across someone • het iemand flikken, iemand beetnemenI put it to him that he was wrong • ik hield het hem voor dat hij het verkeerd hadput oneself to it to do something • zich ertoe zetten iets te doen→ put about put about/, put across put across/, put ahead put ahead/, put aside put aside/, put away put away/, put back put back/, put behind put behind/, put by put by/, put down put down/, put forth put forth/, put forward put forward/, put in put in/, put off put off/, put on put on/, put out put out/, put over put over/, put through put through/, put to put to/, put together put together/, put up put up/
- 1
- 2