-
1 uitbranden
-
2 uitbranden
1 [opbranden] burn up2 [door vuur verwoest worden] be burnt down/out ⇒ be guttedII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [door vuur verwoesten] burn down/out -
3 uitbranden
сгореть; выгореть* * *гл.общ. выгорать, выжигать, сгорать дотла, догорать, прижигать -
4 uitbranden
n. cauterization--------v. cauterize, burn, gut -
5 uitbranden
-
6 burn out
v. uitbranden, opbranden; doorbranden (v. apparaat); zich over de kop werkenburn out♦voorbeelden:as a poet he's burnt out • als dichter is hij opgebrandII 〈 overgankelijk werkwoord〉4 doen doorbranden/doorslaan♦voorbeelden: -
7 cautériser
cautériser [kooteeriezee]vuitbranden, wegbranden [medisch] -
8 сгорать
verbranden, uitbranden -
9 сгореть
verbranden, uitbranden -
10 выгорать
vgener. uitbranden, wegbranden -
11 выжигать
vgener. uitbranden, wegbranden, afbranden, brandschilderen (по дереву и т.п.), inbranden -
12 догорать
vgener. uitbranden -
13 прижигать
-
14 сгорать дотла
-
15 gut
n. darmkanaal; ingewanden; snaar, pees--------v. uithalen van ingewanden; vernietigen; plunderengut1[ gut]♦voorbeelden:II 〈 meervoud〉1 ingewanden ⇒ geweide, visgrom♦voorbeelden:————————gut2♦voorbeelden:————————gut3〈werkwoord; gutted〉 -
16 sear
-
17 выгорать
vgener. uitbranden, wegbranden -
18 выжигать
vgener. uitbranden, wegbranden, afbranden, brandschilderen (по дереву и т.п.), inbranden -
19 догорать
vgener. uitbranden -
20 прижигать
Страницы
- 1
- 2