-
21 amplify
v. versterken; verhogen; toevoegen[ æmpliffaj] 〈amplified; zelfstandig naamwoord: amplification〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 uitbreiden ⇒ aanvullen, toelichten -
22 buffer
n. scheiding; scheiden; (in computers) gegevensverzameling; buffer; tijdelijke geheugen opslagplaats; schokbreker--------v. bufferen, verminderen, opvangen, minder maken; beschermen, beveiligen; toevoegen van antacidum; behandelen met een buffer (Chemie)buffer1[ buffə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 buffer ⇒ stootkussen/veer/plaat/b(l)ok5 poetsgereedschap ⇒ poetskussen, poetslap, polijstschijf————————buffer2〈 werkwoord〉1 als buffer optreden voor ⇒ beschermen, behoeden -
23 cream
adj. room--------n. slagroom, room, crème; puik; (kleur)crème--------v. opkloppencream1[ krie:m] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 roomsaus ⇒ roomschotel/soep/gerecht♦voorbeelden:1 clotted cream • dikke/geklonterde room————————cream21 schuimen ⇒ schuim/room vormen♦voorbeelden:2 room/eieren/boter toevoegen aan ⇒ in/met room e.d. bereiden3 inwrijven/smeren 〈 huid〉♦voorbeelden: -
24 dateline
n. dagtekening (v. kranteartikel)--------v. lijn van locatie en datum toevoegen (bij journalistieke informatie)dateline2 datumgrens/lijn -
25 dramatize
v. dramatiseren, aanpassen voor theatrale presentatie; overdrijven; details toevoegen aan, verfraaiendramatize, dramatise[ dræmətajz]1 zich aanstellen ⇒ dramatisch doen, overdrijvenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 dramatiseren ⇒ als drama bewerken, aanschouwelijk/dramatisch voorstellen -
26 fill in
n. invullen (formulier); kurk, plaatsvervanger--------invullen, beantwoorden, toevoegen van informatie (formulier, aanvraagformulier)fill inII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 passeren♦voorbeelden: -
27 fluoridate
v. Fluor toevoegen, fluoreren[ floeəriddeet] 〈zelfstandig naamwoord: fluoridation〉 -
28 footnote
n. voetnoot (ook in computers); (in computers) eenmalige verwijzing of verklaring verder in het dokument--------v. voetnoot toevoegenfootnote -
29 gain
n. winst; voordeel; resultaat; extra--------v. bereiken; winnen; toevoegen; eigenmakengain1[ geen] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 aanwinst2 groei ⇒ stijging, verhoging♦voorbeelden:3 ill-gotten gains • woekerwinsten, gestolen goeddo something for gain • iets uit winstbejag doen————————gain22 winnen3 groeien♦voorbeelden:gain (up)on • terrein winnen op, inhalenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 winnen ⇒ verkrijgen, behalen3 bereiken♦voorbeelden:gain recognition • erkenning krijgengain speed • versnellengain the victory/the day • de overwinning behalengain weight • aankomen2 what gained him this reputation? • wat heeft hem deze reputatie bezorgd? -
30 include
v. incluseren; inhouden[ inkloe:d]1 omvatten ⇒ bevatten, insluiten2 (mede) opnemen ⇒ bij/toevoegen♦voorbeelden:〈informeel; schertsend〉 include out • uitsluiten, niet meerekenen -
31 increase
n. groei; toevoeging, bijvoeging; vergroting; stijging, vermeerdering--------v. vergroten, toevoegen, vermeerderen, stijgenincrease1[ ingkrie:s] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 toename ⇒ groei, aanwas♦voorbeelden:————————increase2[ inkrie:s]1 toenemen ⇒ (aan)groeien, stijgenII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
32 juice
-
33 leaven
n. zuurdeeg, zuurdesem; invloed--------v. desemen; doortrekken, doordringenleaven12 toevoeging ⇒ zweem, gehalte1 rijsmiddel ⇒ gist/bakpoeder————————leaven2〈 werkwoord〉1 gist/zuurdeeg toevoegen aan ⇒ zuren -
34 lend
v. lenen, uitlenen; verlenen; toevoegen; bijdragen; geven; helpen2 verlenen ⇒ schenken, geven♦voorbeelden:2 lend colour/dignity to • kleur/waardigheid verlenen aanlend support to • steun verlenen aan -
35 malt
n. mout, malt, malt bier--------v. mout worden; mouten, mout makenmalt1[ mo:lt] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————malt2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 mouten ⇒ mout maken van; mout toevoegen aan♦voorbeelden: -
36 mark in
mark in1 invullen ⇒ aan/bijtekenen, toevoegen -
37 medicate
v. een geneeskrachtige stof toevoegen; geneeskundig behandelen[ meddikkeet]♦voorbeelden:medicated coffee • gezondheidskoffie -
38 paste
n. deeg; lijm; pasta; zalf--------v. plakken (ook in computers); (in computers) een bepaald onderdeel uit een ander dokument aan het huidige dokument toevoegen; slaan (slang)paste1[ peest] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 pastei ⇒ paté, puree————————paste2〈 werkwoord〉1 kleven ⇒ plakken, volplakken→ paste up paste up/ -
39 pepper
n. peper--------v. peperen; peper toevoegenpepper1[ peppə] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————pepper2〈 werkwoord〉1 peperen♦voorbeelden: -
40 put on
aankleden; opladen; voorwenden, aannemenput on8 in werking/beweging stellen ⇒ aandoen 〈 licht〉; aanzetten 〈radio e.d.〉; opzetten 〈 plaat, fluitketel〉♦voorbeelden:put on an accent • een accent aannemenput on airs • zich een air gevenput on speed • sneller/harder gaanput on weight/flesh • aankomen, zwaarder wordenput on years • ouder gaan lijkenwho put the police on to me? • wie heeft de politie op mijn spoor gezet?he put me on to this vacancy • hij bracht me van deze vacature op de hoogte
См. также в других словарях:
Диалекты нидерландского языка — Нидерландские диалекты Диалекты нидерландского языка (нидерландские диалекты) представляют собой разновидности нидерландского языка … Википедия