-
1 hang one on someone
hang one on someone -
2 hang one's head (in shame/guilt)
hang one's head (in shame/guilt)het hoofd (schuldbewust/vol schaamte) laten hangen -
3 hang
n. (op)hangen--------v. ophangen; afhankelijk zijn; (in computers) blijft steken; ophouden te werkenhang1[ hæng] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————hang21 hangen4 aanhangen ⇒ zich vastklemmen, vast (blijven) zitten5 afhellen7 onbeslist/onzeker zijn♦voorbeelden:don't hang about/(a)round me • hang niet zo om me heenhang on someone's lips • aan iemands lippen hangenshe hung on(to) his every word • zij was één en al oorhang onto something • proberen te (be)houdenhang over one's head • iemand boven het hoofd hangen〈 informeel〉 hang! • verdomme!→ hang about hang about/, hang around hang around/, hang back hang back/, hang on hang on/, hang out hang out/, hang round hang round/, hang together hang together/, hang up hang up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:hang someone for murder • iemand wegens moord ophangenhe hanged himself • hij verhing zich3 hang one's head (in shame/guilt) • het hoofd (schuldbewust/vol schaamte) laten hangen〈 informeel〉 hang it (all)! • naar de hel ermee!〈 informeel〉 well, I'm hanged! • wel, verdomme!hang something on someone • iemand de schuld van iets geven -
4 hang out/hang up/put up one's shingle
hang out/hang up/put up one's shinglezich vestigen als arts enz.English-Dutch dictionary > hang out/hang up/put up one's shingle
-
5 hang over one's head
hang over one's head -
6 hang up one's boots
-
7 hang on one's words
enthousiast luisteren,aan iemands lippen hangen -
8 hang out one's shingle
een bureau openen -
9 hair
n. Broadway toneelstuk en film over de tegencultuur en sociale kwesties van de 1960-er jarenhair1[ heə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 haar ⇒ haren, hoofdhaar♦voorbeelden:lose one's hair • kaal wordenput up one's hair • het haar opsteken¶ a hair of the dog (that bit one) • een glaasje tegen de kater/nadorsthang by a hair • aan een zijden draadje hangennot harm a hair on someone's head • iemand geen haar krenken〈 informeel〉 keep your hair on! • maak je niet dik!split hairs • haarkloventear one's hair (out) • zich de haren uit het hoofd trekken————————hair2〈 werkwoord〉→ hare hare/ -
10 hat
n. pet, muts; kerel--------v. een hoed opzetten; een hoed geven[ hæt]1 hoed♦voorbeelden:hat in hand • deemoedig, kruiperig¶ 〈Brits-Engels; slang〉 bad hat • een kwaaie, een gemenerdbeat/knock into a cocked hat • gehakt maken van, helemaal inmaken; in duigen doen vallenI'll eat my hat if … • ik mag doodvallen als …〈informeel; schertsend〉 hang/hold on to your hat! • hou je vast aan de takken van de bomen!keep something under one's hat • iets geheim houdenpass/send/take the hat (round) • met de pet rondgaan〈 slang〉 talk through one's hat • bluffen, nonsens verkopenthrow/toss one's hat in(to) the ring • zich in de (verkiezings)strijd werpenhats off to you! • gefeliciteerd!, gelukgewenst!my hat! • nou breekt mijn klomp!; nonsens! -
11 shingle
-
12 boot
n. laars; (in computers) starten, de computer opnieuw starten; (in autos) bagageruimte; ontslag; schop--------v. schoppen; ontslaanboot1[ boe:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:3 give/get the boot • ontslag geven/krijgendie in one's boots/with one's boots on • in het harnas stervenlick someone's boots • iemands hielen likken, iemand vleien〈 slang〉 put the boot in • in elkaar trappen, erop inhakken→ big big/————————boot2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
13 lip
n. lip; mond; brutaalheid (spreektaal); slip[ lip]1 lip2 rand♦voorbeelden:upper lip • bovenlipbite one's lip • zich op de lippen bijtenmy lips are sealed • ik mag niks zeggen→ stiff stiff/1 praatjes ⇒ grote mond/bek♦voorbeelden: -
14 thread
n. draad, lont; (in computers) een serie Internet artikelen die over een bepaald onderwerp gaan; (in computers) het uitvoeren van een bepaalde procedure, onderdeel van een applicatie--------v. de draad steken in; aanrijgen; manoeuvreren doorthread1[ θred] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 garen♦voorbeelden:take up/pick up the threads • de draad weer opnemen————————thread2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
15 on
adj. aan--------adv. verder; vooruit; vooruitgaan--------prep. op; aan; over; langson1[ on] 〈zelfstandig naamwoord; the〉————————on2II 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉2 aan de gang ⇒ gaande, te doen3 op 〈 toneel〉♦voorbeelden:what's on tonight? • wat is er vanavond te doen?, welke film draait er vanavond?, wat is er op tv vanavond?5 oil on to \\td16 • olie stijgt tot \\td16¶ I'm on! • okay, ik doe meeyour plan is not on • je plan(netje) gaat niet doorthe wedding is on • het huwelijk gaat dooryou're on • daar houd ik je aan!————————on3〈bijwoord; vaak predicatief〉1 in werking ⇒ aan, in functie4 〈plaats- of richtingaanduidend; ook figuurlijk〉op ⇒ tegen, aan, toe♦voorbeelden:what's going on? • wat is er aan de hand?have you anything on tonight? • heb je plannen voor vanavond?leave the light on • het licht aan latenput a record on • zet een plaat opturn the lights on • steek het licht aanput on your new dress • trek je nieuwe jurk aan3 five years on • vijf jaar na dato/latercome on! • schiet op!get a move on! • maak voort!go on! • ga maar door, toe!all clocks go on an hour tomorrow • morgennacht gaan alle klokken een uur vooruitthe circus is moving on • het circus trekt verderpass the news on • zeg het voortsend on • doorsturen, nazendenspeak on • door blijven pratenthey travelled on • ze reisden verderwalk on • doorlopenlater on • laterand so on • enzovoortwell on into the night • diep in de nachtwell on in years • op gevorderde leeftijd(talk) on and on • alsmaar door/zonder onderbreking (praten)on! • vooruit!from that moment on • vanaf dat ogenblikthey collided head on • ze botsten frontaalshe looked on • ze keek toe¶ on and off • af en toe, (zo) nu en dan————————on41 〈plaats of richting; ook figuurlijk〉op ⇒ in, aan, bovenop5 over ⇒ met betrekking tot, aangaande, betreffende6 ten koste van ⇒ op kosten van, in het nadeel van♦voorbeelden:the sun revolves on its axis • de zon draait om haar aslive on bread and water • leven van water en broodride on a bus • met de bus gaanstand on the chair • op de stoel staanstay on course • koers houdena stain on her dress • een vlek op haar jurkthey marched on the enemy • ze marcheerden op de vijand affate smiled on Jill • het lot was Jill gunstig gezindshe hurt herself on the ledge • zij bezeerde zich aan de randpay off a sum on the loan • een som op de lening afbetalentravel on a plane • met het vliegtuig reizenwar on poverty • oorlog tegen de armoedeannounced on the radio • op de radio aangekondigdon the right road • op de juiste wega shop on the main street • een winkel in de hoofdstraatencounter trial upon trial • de ene beproeving na de andere doorstaanget on the train • instappenhang on the wall • aan de muur hangenI had no money on me • ik had geen geld op zaklean on a friend • steunen op een vriendon your right • aan de rechterkanta house on the river • een huis bij de rivierwinter is upon us • de winter staat voor de deurjust on sixty people • amper zestig mensenarrive on the hour • op het hele uur aankomenpay on receipt of the goods • betaal bij ontvangst van de goederenon the stroke of midnight • klokslag middernachtcome on Tuesday • kom dinsdagon opening the door • bij het openen van de deuron reading the letter she fainted • (net) toen ze de brief gelezen had, viel ze flauwbe on duty • dienst hebbenbe on fire • in brand staanon holiday • met vakantieon sick leave • met ziekteverlofbeer on tap • bier uit het vaton trial • op proefhave a monopoly on shoes • een monopolie hebben van schoenenagree on a solution • tot een akkoord komen over een oplossingthe joke was on Mary • de grap was ten koste van Maryhis work has nothing on Mary's • zijn werk haalt het niet bij dat van Maryshe has a year on her opponents in age • ze is een jaar ouder dan haar tegenkandidatenthe glass fell and broke on me • tot mijn ergernis viel het glas en brakthis round is on me • dit rondje is voor mij→ be on be on/
См. также в других словарях:
hang one's head — To look ashamed or sheepish • • • Main Entry: ↑hang … Useful english dictionary
hang one on — {v. phr.}, {slang} 1. To give a heavy blow to; hit hard. * /The champion hung one on his challenger in the second round and knocked him out of the ring./ 2. To get very drunk. * /After Smith lost his job, he went to a bar and hung one on./ … Dictionary of American idioms
hang one on — {v. phr.}, {slang} 1. To give a heavy blow to; hit hard. * /The champion hung one on his challenger in the second round and knocked him out of the ring./ 2. To get very drunk. * /After Smith lost his job, he went to a bar and hung one on./ … Dictionary of American idioms
hang one on — tv. to get drunk. □ Fred was hacked and went out to hang one on. □ Fred hangs one on about once a month … Dictionary of American slang and colloquial expressions
hang one's head — Feel ashamed, take shame to one s self, hide one s face, hide one s diminished head, draw in one s horns … New dictionary of synonyms
hang one's hat — phrasal 1. to situate oneself in (as a residence or place of employment) 2. to have or use as a source of support < need a career to hang my hat on > … New Collegiate Dictionary
hang\ one\ on — v. phr. slang 1. To give a heavy blow to; hit hard. The champion hung one on his challenger in the second round and knocked him out of the ring. 2. To get very drunk. After Smith lost his job, he went to a bar and hung one on … Словарь американских идиом
hang one's head — {v. phr.} To bend your head forward in shame. * /Johnny hung his head when the teacher asked him if he broke the window./ Compare: HIDE ONE S HEAD … Dictionary of American idioms
hang one's head — {v. phr.} To bend your head forward in shame. * /Johnny hung his head when the teacher asked him if he broke the window./ Compare: HIDE ONE S HEAD … Dictionary of American idioms
hang\ one's\ head — v. phr. To bend your head forward in shame. Johnny hung his head when the teacher asked him if he broke the window. Compare: hide one s head … Словарь американских идиом
hang one on — vb an alternative form of tie one on … Contemporary slang