-
1 stalletje
♦voorbeelden: -
2 stalletje
1 [kleine stal] shed♦voorbeelden: -
3 stalletje
сущ.уменьш. stal, палатка, киоск -
4 stalletje
n. kiosk, stall -
5 stalletje
-
6 stalletje
échoppe, kiosque, stand -
7 aan een stalletje kopen
aan een stalletje kopen -
8 met een stalletje op de markt staan
met een stalletje op de markt staanVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > met een stalletje op de markt staan
-
9 stall
n. stal; kraam, stalletje; afdeling (in restaurant), box; koorbank; stallesplaat; diefjesmaat; verlies van besturing over vliegtuig--------v. blijven steken; afslaan (v. motor); draaien, tijd rekken; stallen; ophouden, blokkerenstall1[ sto:l] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 box ⇒ hok, stal————————stall23 draaien ⇒ uitvluchten zoeken, tijd rekkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 stallen♦voorbeelden: -
10 éventaire
-
11 палатка
tent ; kraam, stalletje -
12 пример
voorbeeld, toonbeeld, stalletje -
13 stal
dimin. stalletje -
14 киоск
-
15 палатка
-
16 booth
-
17 kiosk
n. kiosk[ kie:osk] -
18 pitch
n. hoogte van een toon; teer; worp van een bal; helling; waar zaken gedaan worden; (in computers - printers) het aantal tekens per inch--------v. gooien; opslaan; stampen; stortenpitch11 worp8 pek♦voorbeelden:————————pitch2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 doen afhellen/aflopen 〈 dak〉♦voorbeelden: -
19 stallholder
n. Engels) iemand die achter een stalletje of kraam werkt op de markt of bazarstallholder〈 Brits-Engels〉 -
20 pitchman
n. Verkoopt bij een stalletje; kwieke verkoper
Страницы
- 1
- 2