-
1 snik
hik -
2 hij is niet goed snik - он свихнулся, рехнулся
Russisch-Nederlands Universal Dictionary > hij is niet goed snik - он свихнулся, рехнулся
-
3 boohoo
boohoo1[ boe:hoe:] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 geluid van kindergehuil ⇒ geblèr, (ge)brul————————boohoo21 boehoe ⇒ snik, snik -
4 gasp
n. hijging, het snakken naar adem--------v. snakken (naar adem), hijgengasp1[ ga:sp] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 snik♦voorbeelden:1 at one's last gasp • bij de laatste ademtocht/snikwith a gasp • met stokkende adem————————gasp22 hijgen ⇒ puffen, snuiven♦voorbeelden:gasp for breath • naar adem snakkenhe gasped with rage/surprise • zijn adem stokte van woede/verbazingII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:gasp out • uitstoten -
5 potty
n. (kinder)po, potje; knetter, niet goed snikpotty1————————potty2〈bijvoeglijk naamwoord; pottiness〉♦voorbeelden:2 potty little details • futiliteiten, pietluttigheden -
6 быть не в своём уме
v1) gener. een slag van de molen beet hebben, malende zijn, niet bij zijn verstand zijn, niet goed snik zijn, niet wel bij het hoofd zijn2) saying. met molentjes lopenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > быть не в своём уме
-
7 всхлипывание
ngener. snik, gesnik -
8 испустить дух
vgener. de geest geven, de laatste adem uitblazen, de laatste snik geven -
9 он чокнутый
-
10 arsenic
adj. arseen, rattenkruid--------n. arsenicum, arseen, rattenkruidarsenic1[ a:snik] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————arsenic21 arsenicum- ⇒ arseen-, arseenhoudend♦voorbeelden:1 arsenic acid • arsenicumzuur, arseenzuur -
11 at one's last gasp
at one's last gaspbij de laatste ademtocht/snik -
12 bats
adj. vreemd, knettergek♦voorbeelden: -
13 batty
-
14 be off one's onion
be off one's onion -
15 daft
-
16 dotty
adj. (van lotje) getikt, halfgaar[ dottie] 〈 dottier〉 -
17 dying
n. sterven[ dajjing]♦voorbeelden:dying words/wish • laatste woorden/wens -
18 examine
-
19 loopy
adj. vol bochten; in de war; dronken[ loe:pie] 〈 loopiness〉 -
20 off
adj. gesloten; afgezegd; aan de kant (weg); vrij (vrije dag); aan de rechterkant van de weg--------adv. verder; weg; af--------interj. verder!--------n. dicht--------prep. van; opoff1[ of] 〈→ Sporttermen: CricketSporttermen: Cricket/〉2 minder (goed) ⇒ slecht(er), teleurstellend♦voorbeelden:II 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉♦voorbeelden:4 off chance • kleine/geringe kans4 van de baan ⇒ afgelast, uitgesteld5 weg ⇒ vertrokken, gestart6 uit(geschakeld) ⇒ buiten werking, niet aan♦voorbeelden:this sausage is off • dit worstje is bedorven3 a bit off • niet in de haak, niet zoals het hoort5 be/get off to a good/bad start • goed/slecht beginnen(be) off with you • maak dat je wegkomt6 the water is off • het water is afgesloten/niet aangesloten————————off2〈bijwoord; vaak predicatief〉1 〈 verwijdering of afstand in ruimte of tijd〉 verwijderd ⇒ weg, (er)af, ver, hiervandaan; 〈 dramaturgie〉 achter de coulissen2 〈 einde, voltooiing of onderbreking〉af ⇒ uit, helemaal, ten einde♦voorbeelden:chase the dog off • de hond wegjagenrun a few pounds off • er een paar pondjes afrennensend off a letter • een brief versturenfar off in the mountains • ver weg in de bergenoff with his head • maak hem een kopje kleineroff with it • weg ermeeoff with you • maak dat je wegkomtkill off • uitroeienturn off the radio • zet de radio af3 5% off • met 5% korting¶ off and on • af en toe, nu en danbe well/badly off • rijk/arm zijn————————off3〈 voorzetsel〉1 〈plaats of richting met betrekking tot een beweging; ook figuurlijk〉 van ⇒ van af, vandaan, verwijderd van2 〈 bron〉op ⇒ van, met, uit4 〈ligging met betrekking tot een plaats; ook figuurlijk〉van … af ⇒ naast, opzij van, uit♦voorbeelden:she fell off the chair • zij viel van de stoeltake your hands off me • hou je handen thuisit bounced off the wall • het ketste van de muur terugI bought it off a gypsy • ik heb het van een zigeuner gekochtI got this information off John • ik heb deze informatie van John gekregenlive off the land • van het land leven3 off duty • vrij (van dienst), buiten dienstI've gone off fish • ik lust geen vis meera house off the road • een huis opzij van de wegan alley off the square • een steegje dat op het plein uitkomta year or two off sixty • een jaar of wat onder de zestig
См. также в других словарях:
snik-a-snee — variant of snick a snee … Useful english dictionary
bjȅsnik — m bot. naprstak, napršnjak, {{c=1}}usp. {{ref}}pustikara{{/ref}} … Veliki rječnik hrvatskoga jezika
fȁšnīk — m 〈N mn ici〉 reg. 1. {{001f}}dan i večer uoči Pepelnice, provode se u posljednjem veselju prije korizme; poklade, karneval, mesopust 2. {{001f}}izabrani »princ karnevala« ✧ {{001f}}njem … Veliki rječnik hrvatskoga jezika
grȅšnīk — m (grȅšnica ž) 〈V īče, N mn īci〉 onaj koji griješi prema strogo postavljenim propisima i uspostavljenim načelima (vjerskim, idejnim itd.) [on je veliki ∼; okorjeli ∼] … Veliki rječnik hrvatskoga jezika
jȕšnīk — m 〈N mn īci〉 zdjela za juhu (koja se iznosi na stol i iz nje se služi u tanjure) … Veliki rječnik hrvatskoga jezika
lı̏snīk — m 〈N mn lı̏snīci〉 okresano granje s lišćem složeno u plast … Veliki rječnik hrvatskoga jezika
pjȅsnīk — m (pjȅsnikinja ž) 〈V īče, N mn īci〉 pisac koji piše pjesme, koji stvara pjesnička djela ∆ {{001f}}dvorski ∼ 1. {{001f}}pov. pjesnik koji na dvoru piše pjesme u slavu gospodara 2. {{001f}}pren. iron. režimski pisac … Veliki rječnik hrvatskoga jezika
pȍsnīk — m 〈V īče, N mn īci〉 onaj koji posti … Veliki rječnik hrvatskoga jezika
strȁsnīk — m (strȁsnica ž) 〈V īče, N mn īci〉 retor. onaj koji se strasno odaje radu na opće dobro, duhovnim traženjima i sl … Veliki rječnik hrvatskoga jezika
ȕsnīk — m 〈N mn īci〉 (+ potenc.) dio koji ulazi u usta, koji je namijenjen za to da se kroza nj udiše, kroza nj ubacuje zrak i sl. (nastavak za pušenje cigarete, dio puhačkog instrumenta) … Veliki rječnik hrvatskoga jezika
vȑsnīk — m (vȑsnica ž) 〈V īče, N mn īci〉 onaj koji je valjan, vrijedan, poseban (u čemu) … Veliki rječnik hrvatskoga jezika