-
1 puff
n. ademstoot, puf--------v. puffen, hijgen, blazenpuff1[ puf] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 rook/dampwolk6 bolling ⇒ ronding, wolkige massa♦voorbeelden:————————puff21 puffen ⇒ hijgen, blazen2 roken ⇒ trekken, dampen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 uitblazen ⇒ uitstoten, uitbrengen♦voorbeelden:4 puffed up with pride • verwaand, opgeblazenpuffed-out hair • dik/volumineus opgemaakt haar -
2 gasp
n. hijging, het snakken naar adem--------v. snakken (naar adem), hijgengasp1[ ga:sp] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 snik♦voorbeelden:1 at one's last gasp • bij de laatste ademtocht/snikwith a gasp • met stokkende adem————————gasp22 hijgen ⇒ puffen, snuiven♦voorbeelden:gasp for breath • naar adem snakkenhe gasped with rage/surprise • zijn adem stokte van woede/verbazingII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:gasp out • uitstoten -
3 wheeze
n. grap; truc; zware ademhaling--------v. piepend ademen; hijgenwheeze1[ wie:z] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————wheeze2〈 werkwoord〉 -
4 souffler
souffler [soeflee]1 (uit)blazen ⇒ hijgen, op adem komen♦voorbeelden:il croit qu'il va y arriver en soufflant dessus • hij denkt dat het een fluitje van een cent isII 〈 overgankelijk werkwoord〉4 (in)fluisteren ⇒ voorzeggen, souffleren♦voorbeelden:v1) (uit)blazen2) hijgen3) waaien4) opblazen6) souffleren, voorzeggen -
5 задохнуться
het benauwd krijgen, hijgen -
6 задыхаться
het benauwd krijgen, hijgen -
7 желать
v1) gener. believen, mogen, toedenken (кому-л. чего-л.), verlangen, blieven, gelieven, hijgen (÷åãî-ôèáî, naar), naar (iets) opspringen, oren hebben naar (iets) (чего-л.), wensen, willen2) liter. azen -
8 задыхаться
vgener. hijgen, smoren, stikken, verstikken, buiten adem komen, versmoren (от жары и т.п.) -
9 пыхтеть
vgener. hijgen, puffen -
10 стремиться
v1) gener. (к чему-л.) hechten (aan), hijgen (к чему-л.), streven (naar-ê ÷åìó-ô.), er op uit zijn, nastreven (к чему-л.), trachten naar (к чему-л.)2) liter. najagen (к чему- л.) -
11 тяжело дышать
advgener. hijgen, naar lucht snakken, zwoegen -
12 blow
n. klap, slag; windvlaag--------v. blazen; opblazen; waaien; fluiten; laten knallen; ontspruitenblow1[ bloo] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 wind(vlaag) ⇒ rukwind; storm, stijve/stevige bries2 slag ⇒ klap, mep3 (tegen)slag ⇒ ramp, schok♦voorbeelden:he struck a blow against/for democracy • hij gaf de democratie een fe knauw/hielp de democratie een stap vooruitat/with a (single)/one blow • in één klap/pogingblow by blow account • gedetailleerd verslagwithout (striking) a blow • zonder slag of stoot, zonder geweld————————blow21 (uit)blazen ⇒ fluiten, weerken; (uit)waaien, dwarrelen, wapperen2 hijgen ⇒ blazen, puffen♦voorbeelden:the bugle blows • de hoorn (weer)ktthe whistle blows • het fluitje gaatblow down • neergeblazen worden, omwaaienthe scandal will blow over • het schandaal zal wel overwaaienII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 blazen (op, door) ⇒ aan/af/op/rond/uit/wegblazen; snuiten 〈 neus〉; doen wapperen, doen dwarrelen3 bespelen ⇒ blazen op, spelen op♦voorbeelden:the door was blown open • de deur waaide openit's blowing (up) a gale/storm • het stormt, het gaat stormenblow glass • glasblazenthe wind blew her hair • de wind woei door haar haarthe wind blew the trees down • de wind blies de bomen om(ver)blow off • wegblazen, doen wegwaaien; afblazen, laten ontsnappen 〈 stoom〉blow over • om(ver)blazen, doen omwaaienthe tank was blown to pieces/glory • de tank werd aan stukken gereten3 blow the whistle • op het fluitje blazen, fluiten4 you blew it • je hebt het verknald/verpest6 blow the cost! • wat kunnen mij de kosten schelen!I'll be blowed if I'll do it • ik verdom het, ze kunnen me de pot opblow it • verdoriewell, I'm blowed • wel heb je me nou!, wat zeg je me daar van!¶ blow abroad • ruchtbaar maken, als gerucht verspreiden -
13 grampus
-
14 pant
n. vlugge of diepe ademhaling--------v. snakkenpant1[ pænt] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————pant2[ pænt]3 hevig/snel kloppen 〈 van hart〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
15 wheeze like a grampus
-
16 breathed heavily
ademde zwaar,puffen en hijgen -
17 breathing heavily
zware ademhaling,hijgen -
18 boeuf
boeuf1 [buf],boeufs [beu]〈m.〉1 rund ⇒ os, stier♦voorbeelden:1 boeuf gras • carnavalsos, paasosboeuf à la mode • ragout van rundvleesfort comme un boeuf • sterk als een paard, ossouffler comme un boeuf • hijgen als een paardtravailler comme un boeuf • werken als een paardil fait un vent à décorner les boeufs • er staat een keiharde wind————————boeuf2 [buf]1 denderend ⇒ daverend, hartstikke goed, reuze-, moord-♦voorbeelden:1. m1) os, rund2) rundvlees3) sterke vent2. adjdenderend, hartstikke goed, reuze- -
19 haleter
v1) hijgen, buiten adem zijn2) ademloos toekijken/luisteren -
20 phoque
- 1
- 2
См. также в других словарях:
hie — /huy/, v., hied, hieing or hying. v.i. 1. to hasten; speed; go in haste. v.t. 2. to hasten (oneself): Hie yourself down to this once in a lifetime sale! [bef. 900; ME hien, hyen, OE higian to strive; c. D hijgen to pant, Gk kíein to go; L ciere… … Universalium
hie — /haɪ/ (say huy) verb (i) (hied, hieing) to hasten; speed; go in haste. {Middle English; Old English hīgian strive. Compare Dutch hijgen pant} …