-
1 rijpaard
-
2 rijpaard
-
3 rijpaard
сущ.общ. верховая лошадь -
4 rijpaard
n. mount, riding horse, saddle horse, hackney, palfrey -
5 riding horse
rijpaard -
6 верховая лошадь
adjgener. klepper, rijpaard -
7 palfrey
n. rijpaard -
8 roadster
n. op de rede liggend schip; rijpaard; sterk gebouwde fiets of auto; ervaren reiziger -
9 cheval
cheval [sĵəvaal],chevaux [sĵəvoo]〈m.〉1 paard2 (het) paardrijden ⇒ ruitersport, paardensport♦voorbeelden:cheval de bât, de charge, de somme • lastpaardcheval de course • renpaardcheval de selle • rijpaardcheval de trait • trekpaardcheval blanc • schimmelcheval marin • zeepaardjecheval pur sang • volbloed(paard)changer un cheval borgne contre un aveugle • van de regen in de drop komentirer qn. à quatre chevaux • iemand vierendelenà cheval • te paardêtre à cheval sur les principes • streng aan zijn beginselen vasthoudenêtre à cheval sur deux périodes • zich gedeeltelijk over twee periodes uitstrekkenmonter à cheval • paardrijdenmonter sur un cheval • een paard bestijgenmonter sur ses grands chevaux • op zijn achterste benen gaan staancheval de Troie • paard van Troje, Trojaans paardc'est un (vieux) cheval de retour • het is een oude bekende van de politiem1) paard2) paardenvlees -
10 cheval de selle
cheval de selle -
11 claquette
-
12 верховая лошадь
adjgener. klepper, rijpaard -
13 tuigen
2 [scheepvaart] rig -
14 Karriere
Karriere〈v.; Karriere, Karrieren〉 -
15 Reitpferd
-
16 rittig
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский