-
61 plaice
[pleɪs]* * *plural; see plaice* * *plaice /pleɪs/n.(zool., Pleuronectes platessa) platessa; pianuzza; passera di mare.* * *[pleɪs] -
62 passer
passer [paasee]2 voorbijgaan ⇒ voorbijkomen, gaan (langs), passeren4 gaan (van … naar) ⇒ overgaan (naar, tot)5 doorgaan (voor) ⇒ gelden (als), passeren (voor)♦voorbeelden:défense de passer • geen toegangmon dîner ne passe pas • mijn avondeten ligt me zwaar op de maagcette histoire-là ne passe pas • dat verhaal is niet geloofwaardigla loi a passé • de wet is aangenomencette scène ne passe pas • die scène komt niet goed over (bij het publiek)laissez passer! • maak ruimte!, opzij!passer outre à qc. • geen rekening houden met ietsje suis passé par là • dat heb ik ook meegemaaktil faut en passer par ses volontés • men moet voor zijn wil buigenil faudra en passer par là • er zit niets anders openfin, passe pour lui • nu goed, voor hem maken we een uitzondering(cela) passe (encore), mais … • dat is nog tot daar aan toe, maar …passer prendre qn. • iemand komen ophalenen passant • in het voorbijgaan, terloopssoit dit en passant • trouwens, tussen twee haakjespasser sur les fautes de qn. • iemands fouten door de vingers zienpasser sur les détails • niet stil blijven staan bij details3 comme le temps passe! • wat gaat de tijd snel!faire passer le temps • de tijd verdrijvenfaire passer à qn. le goût, l'envie de qc. • iemand de lust tot iets doen vergaan〈 spreekwoord〉 tout passe, tout lasse, tout casse 〈 alles gaat voorbij〉cela lui passera • dat gaat wel overenfin, passons! • nu goed, laten we daar niet meer over praten!4 où est-il passé? • waar is hij gebleven?passer à l'ennemi • naar de vijand overlopenpasser en deuxième, seconde • overschakelen naar de tweede versnellingpasser en seconde • naar de vijfde klas gaanse faire passer pour • zich uitgeven voor1 oversteken ⇒ over-, doortrekken, overgaan, doorkomen, gaan door3 voorbijgaan ⇒ passeren, overschrijden4 aanreiken ⇒ overhandigen, aan-, doorgeven5 aanschieten ⇒ aandoen, aantrekken6 halen door, langs, over ⇒ strijken langs, over, steken door, in, vertonen 〈 film〉 ⇒ draaien 〈 plaat〉7 overslaan ⇒ voorbij laten gaan, weglaten♦voorbeelden:1 passer un mur • over een muur klimmen, springenpasser sa vie à manger et à dormir • niets anders doen dan eten en slapenpasser la seconde • naar de tweede versnelling gaanpasser un coup de fil à qn. • iemand opbellen〈 communicatie(media)〉 je vous passe … • ik verbind u door met …6 qu'est-ce qu'il lui a passé! • hij heeft hem er flink van langs gegeven!j'en passe et des meilleures! • en ik vertel nog niet ééns alles!1 gebeuren ⇒ zich afspelen, voorvallen4 het stellen zonder ⇒ missen, ontberen, afzien van♦voorbeelden:1 que se passe-t-il?, qu'est-ce qui se passe? • wat gebeurt er?ça ne se passera pas comme ça! • dat gaat zomaar niet!tout se passe comme si • het lijkt wel of, alles wijst erop datne pas pouvoir dire ce qui se passe en soi • niet kunnen zeggen wat er in zijn binnenste omgaat→ jeunesse4 je me passerais bien volontiers de cette corvée • ik zou maar al te graag onder dat karwei uit willen komenvoilà qui se passe de commentaires • dat maakt commentaar overbodig, dat spreekt voor zichzelf1. v2) gaan (van...naar)4) uitgezonden worden [film, radio]6) verbleken7) oversteken8) doorbrengen9) passeren, overschrijden10) over-handigen11) aantrekken12) halen door, langs, over13) vertonen [film]14) overslaan15) vergeven16) doen verdwijnen17) zeven18) boeken2. se passerv1) gebeuren2) voor-bijgaan3) missen, afzien (van) -
63 пройти
сов.1) ( о передвижении) passare vi (e)пройти через что-л. — attraversare qc; passare per / attraverso qcпройти по двору — attraversare / passareil cortile пройти к выходу — andare verso l'uscita; raggiungere l'uscitaпройти торжественным маршем — sfilare in parata2) ( распространиться) correre vi (a, e); propagarsi, diffondersi3) ( об осадках) cadere vi (e) ( выпасть); passare vi (e) ( кончиться)прошел град / снег — è caduta la grandine / neve; ha / è grandinato / nevicato4) (пробить насквозь, просочиться через, сквозь что-л.) penetrare vt, passare vi (e) (per qc) attraversare vt, traffiggere vt5) В (прорыть, обработать) superare vt, attraversare vtпройти горную породу — scavare la roccia6) ( протянуться) passare vi (e), essere tracciatoздесь пройдет железная дорога — qui passera una ferrovia7) разг. ( быть избранным) passare vi (e), essere / venire eletto8) ( быть принятым) essere approvato, passare vi (e)резолюция прошла большинством голосов — la risoluzione è stata approvata a maggioranzaзакон не прошел — la legge <è stata bocciata / non è passata>9) В (претерпеть; испытать) provare vt, sopportare vt; passare vi (a)10) ( о времени) passare vi (e); trascorrere vi (e); interocorrere vi (e) ( между двумя событиями)прошло два года — sono passati / trascorsi due anniсрок уже прошел — il termine e (gia) scaduto11) ( состояться) passare vi (e); trascorrere vi (e); aver avuto luogoспектакль прошел с большим успехом — lo spettacolo haun gran successo 12) В ( завершить период) passare vt, finire vt, terminare vtпройти стажировку — passare un periodo di stageпройти курс математики — seguire il corso di matematica14) разг. ( перестать болеть) passare vi (e); finire vi (e) di far male••что прошло, то быльем поросло — acqua passata non macina più -
64 passer
pɑsev1) vorbeigehen, entlanggehen, hingehen, durchgehenIl faut en passer par là. — Da muss man durch.
Passez donc! — Bitte, treten Sie ein!
2) ( chez qn) vorbeikommen, vorbeifahren3) ( se dérouler) vergehen, vorbeigehen4) ( temps) verbringen, vertreiben5) ( tamiser) sieben, passieren6) ( se faner) verleben, verblühen7) ( un vêtement) in..., schlüpfen, anziehen8) TEL verbinden9) ( contrat) schließen10) ( examen) absolvieren11)12)13)passer les bornes (fig) — zu weit gehen, über die Hutschnur gehen
14)15)16)se passer — vorkommen, geschehen, sich abspielen
17)passer à (fig: l'ennemi) — überlaufen zu
passerpasser [pαse] <1>1 (se déplacer) vorbeigehen; véhicule, automobiliste vorbeifahren; caravane vorbeiziehen; Beispiel: laisser passer quelqu'un/une voiture jdn/ein Auto vorbeilassen2 (desservir) bus, métro, train fahren; Beispiel: le bus va bientôt passer der Bus wird gleich kommen3 (s'arrêter un court instant) Beispiel: passer chez quelqu'un bei jemandem vorbeikommen; Beispiel: passer à la poste bei [ oder an] der Post vorbeikommen4 (avoir un certain trajet) Beispiel: passer au bord de quelque chose train an etwas datif vorbeifahren; route an etwas datif vorbeiführen; Beispiel: passer dans une ville automobiliste, voiture durch eine Stadt fahren; rivière durch eine Stadt fließen; Beispiel: passer devant quelqu'un/quelque chose an jemandem/etwas vorbeigehen; Beispiel: passer entre deux maisons personne zwischen zwei Häusern durchgehen; route zwischen zwei Häusern verlaufen; Beispiel: passer par Francfort automobiliste über Frankfurt fahren; avion über Frankfurt fliegen; route über Frankfurt führen; Beispiel: passer par la porte durch die Tür gehen; Beispiel: passer sous quelque chose personne unter etwas datif durchgehen/durchfahren; véhicule unter etwas datif durchfahren; route, tunnel, canal unter etwas datif durchführen; Beispiel: passer sur un pont über eine Brücke gehen/fahren; Beispiel: passer sur l'autre rive [ans andere Ufer] übersetzen5 (traverser en brisant) Beispiel: passer à travers le pare-brise durch die Windschutzscheibe geschleudert werden; Beispiel: passer à travers la glace auf dem Eis einbrechen7 (s'infiltrer par, filtrer) café durchlaufen; Beispiel: passer à travers quelque chose eau, lumière durch etwas dringen8 (se trouver) Beispiel: où est passée ta sœur/la clé? wo ist deine Schwester geblieben/der Schlüssel hingekommen?9 (changer) Beispiel: passer de la salle à manger au salon vom Esszimmer in den Salon [hinüber]gehen; Beispiel: passer de maison en maison von Haus zu Haus gehen; Beispiel: passer en seconde automobilef in den zweiten Gang schalten; Beispiel: le feu passe au rouge/du vert à l'orange die Ampel schaltet auf Rot/von Grün auf Gelb11 (être consacré à) Beispiel: 60% du budget passent dans les traitements 60% des Budgets gehen für Gehälter ab [ oder weg]12 (faire l'expérience de) Beispiel: passer par des moments difficiles schwierige Zeiten durchmachen; Beispiel: il est passé par la Légion étrangère er war in der Fremdenlegion14 (être plus/moins important) Beispiel: passer avant/après quelqu'un/quelque chose wichtiger als jemand/etwas/nicht so wichtig wie jemand/etwas sein15 (avoir son tour, être présenté) drankommen; Beispiel: faire passer quelqu'un avant/après les autres jdn vor/nach den anderen drannehmen familier; Beispiel: passer à un examen in eine Prüfung gehen; Beispiel: passer à la radio/télé im Radio/Fernsehen kommen; Beispiel: le film passe au Rex der Film läuft im Rex16 (être accepté) Beispiel: passer en sixième in die 6. Klasse [ oder in die 1. Klasse des "Collège"] versetzt werden; Beispiel: le candidat est passé à l'examen der Kandidat hat die Prüfung bestanden; Beispiel: la plaisanterie est bien/mal passée der Scherz ist gut/schlecht angekommen; Beispiel: la pièce de théâtre n'est pas passée das Theaterstück ist durchgefallen17 (ne pas tenir compte de, oublier) Beispiel: passer sur les détails über die Einzelheiten hinwegsehen; Beispiel: passons! sei(')s drum!18 jeux passen20 (disparaître) vergehen; colère verfliegen; mode, chagrin vorübergehen; pluie, orage nachlassen; couleur verblassen; Beispiel: ça te passera das wird dir schon vergehen21 (devenir) Beispiel: passer capitaine/directeur zum Hauptmann befördert/zum Direktor ernannt werden23 (avoir la réputation de) als etwas gelten►Wendungen: passe encore que quelqu'un ait fait quelque chose es mag ja noch angehen, dass jemand etwas getan hat; passer outre à quelque chose sich über etwas Accusatif hinwegsetzen; ça passe ou ça casse! familier alles oder nichts!1 (donner) geben, reichen sel, photo; übergeben consigne, travail, affaire; Beispiel: passer un message à quelqu'un jdm etwas ausrichten; Beispiel: passer la grippe/un virus à quelqu'un jdn mit Grippe/einem Virus anstecken4 (au téléphone) Beispiel: passer quelqu'un à quelqu'un jdm jemanden geben, jemanden mit jemandem verbinden5 école,université machen examen; Beispiel: passer son bac das Abitur machen; Beispiel: passer un examen avec succès eine Prüfung bestehen6 (vivre, occuper) Beispiel: passer ses vacances à Rome seine Ferien in Rom verbringen; Beispiel: des nuits passées à boire durchzechte Nächte Pluriel8 (franchir) überqueren rivière; überschreiten seuil; überqueren montagne; überwinden obstacle (en sautant) überspringen obstacle; durchfahren tunnel, écluse; durchbrechen mur du son; passieren frontière; Beispiel: faire passer la frontière à quelqu'un jdn über die Grenze bringen9 (faire mouvoir) Beispiel: passer par une ouverture étroite durch eine enge Öffnung durchkommen; Beispiel: passer le chiffon sur l'étagère auf dem Regal etwas Staub wischen10 (étaler, étendre) Beispiel: passer une couche de peinture sur quelque chose eine Schicht Farbe auf etwas Accusatif auftragen13 (calmer) Beispiel: passer sa colère sur quelqu'un/quelque chose seine Wut an jemandem/etwas auslassen14 (sauter [volontairement]) überspringen2 (avoir lieu) geschehen; Beispiel: que s'est-il passé? was ist passiert?; Beispiel: que se passe-t-il? was ist denn los?3 (se dérouler) Beispiel: se passer action, histoire sich abspielen; fête, manifestation stattfinden; Beispiel: l'accident s'est passé de nuit der Unfall hat sich nachts ereignet; Beispiel: si tout se passe bien wenn alles gut geht4 (se débrouiller sans) Beispiel: se passer de quelqu'un/quelque chose ohne jemanden/etwas auskommen; Beispiel: voilà qui se passe de commentaires! Kommentar überflüssig!6 (se mettre) Beispiel: se passer de la crème sur le visage sich datif das Gesicht eincremen; Beispiel: se passer la main sur le front/dans les cheveux sich datif mit der Hand über die Stirn/übers Haar streichen [ oder fahren] -
65 passerar
[pas'e:rar]verbпроходить, проезжать мимоgå förbi, åka förbiklockan har passerat stängningsdags--стрелки часов перевалили за тот час, когда магазин должен закрыться————————[pas'e:rar]verbпассеровать (овощи) -
66 abeo
ăbĕo, īre, īvī (ĭī), ĭtum, intr. - impér. abei Cil. 1, 1007, 8 --- abin = abisne, Plaut., Ter. --- le parf abivi ne se trouve nulle part; les formes sync. abi, abit se trouvent en poésie; l'inf. abisse est presque de règle. [st1]1 [-] s'en aller. - abire ex eorum agris, Cic. Verr. 3, 79: s'en aller de leurs terres. - abire ex conspectu, Caes. G. 6, 43, 5: s'éloigner de la vue. - abire ab his locis, Plaut. Men. 553: s'éloigner de ces lieux. - abire ab urbe, Liv. 36, 3, 3: s'éloigner de la ville. - abire ab aliquo, Plaut. Cap. 487: s'éloigner de qqn, quitter qqn. - cf. Plaut. Mil. 1084 ;Ter. Eun. 791 ; Cic. Verr. 2, 54 ; Flac. 50 ; Liv. 28, 24, 8. - abire ab oculis, Plaut. Trin. 989: s'éloigner des regards. - cf. Plaut. Cas. 302 ; Truc. 477 ; Sen. Ep. 36, 10. - quia te illinc abisse constabat, Cic.: parce que je savais que tu n'étais pas là. - abibitur: on s'en ira. - abire cubitum: aller se coucher. - abi in malam crucem (abi in malam rem): va-t-en au diable, va te faire pendre. - cf. Plaut., Ter.; Cic. Phil. 13, 48. - (Catilina) abiit, excessit, evasit, erupit, Cic. Cat. 2: le voilà (Catilina) parti, il est loin, il s'est échappé, il a brisé (ses chaînes). - abire ab aliquo, Ter.: sortir de chez qqn. - abire exsulatum (abire in exsilium), Liv.: partir pour l'exil. [st1]2 [-] poét. pénétrer dans, s'enfoncer dans. - in corpus abire, Lucr. 4, 1111: s'enfoncer dans le corps - cf. Virg. En. 9, 695; Stat. Th. 8, 495 ; 11, 631. [st1]3 [-] s'en aller, disparaître. - abiit ille annus, Cic. Sest. 71: cette année-là s'écoula. --- cf. Cael. 74 ; Mur. 7 ; etc. - illa mea... abierunt, Cic. Fam. 9, 20, l: mes propos d'autrefois... s'en sont allés. - sensus abiit, Cic. Tusc. 1, 109: le sentiment a disparu. --- cf. Fam. 14, 1, 3 ; Att. 41, 10, 2 ; Liv. 2, 4, 2. [st1]4 [-] sortir (d'une fonction, de la vie), partir d'une idée. - abire honore, Suet.: quitter une charge. - magistratu abire: quitter une magistrature, sortir de charge. - abire e vita: mourir. - qui abierunt hinc, Plaut.: ceux qui ont quitté la terre. - illuc, unde abii, redeo, Hor.: je reviens au point d'où je suis parti. [st1]5 [-] s'écarter de, abandonner. - abire incepto, Tac.: s'écarter de son sujet. - abeo a sensibus, Cic.: j'en finis avec les sens (je quitte ce sujet). - abire impune: s'en aller impuni, rester impuni. - abire ab jure: s’éloigner du droit, violer le droit. - ne longius abeam, Cic. Fin. 2, 96: pour ne pas faire une trop longue digression. --- cf. Rep. 3, 38 ; Caec. 95, etc. - quid ad istas ineptias abis? Amer. 47: pourquoi t'écartes-tu de ton sujet pour dire de pareilles sornettes? [st1]6 [-] passer d'un état à un autre. - ad deos abiit Hercules, Cic.: Hercule est passé au rang des dieux. - abire pro ludibrio in ora virûm (= virorum), Liv.: devenir la risée du monde. - abire in somnum, Lucr.: s'endormir. [st1]7 [-] s'écouler, s'éloigner, passer. - tota abit hora, Hor.: une heure entière s'écoule. - nausea jamne abiit? Cic.: le dégoût est-il passé? - pallor abiit, Ov.: la pâleur a disparu. [st1]8 [-] se changer en, passer à, aboutir à, se passer. - abire in aliquam rem: se transformer en qqch. - in villos abeunt vestes, Ov.: ses vêtements se changent en poils. - oppidum abiit in villam, Plin.: la ville n'est plus qu'une villa. - abibunt in vanum monentium verba, Sen.: les conseils s'en iront en fumée. - mirabar hoc si sic abiret, Ter.: je m'étonnais que la chose prît cette tournure. - non, non hoc sic abibit, Cat.: non, la chose ne se passera pas ainsi. [st1]9 [-] se propager, s'étendre. - longius nefas abiit, Ov.: le mal se répandit au loin. [st1]10 [-] échapper à (dans une vente). - ne res abiret ab eo, Cic.: de peur que la chose ne lui échappât (par une surenchère). [st1]11 [-] baisser, diminuer. - ut reditus agrorum sic etiam pretium retro abiit, Plin. Ep. 3, 19: le rendement des terres a diminué tout comme leur prix.* * *ăbĕo, īre, īvī (ĭī), ĭtum, intr. - impér. abei Cil. 1, 1007, 8 --- abin = abisne, Plaut., Ter. --- le parf abivi ne se trouve nulle part; les formes sync. abi, abit se trouvent en poésie; l'inf. abisse est presque de règle. [st1]1 [-] s'en aller. - abire ex eorum agris, Cic. Verr. 3, 79: s'en aller de leurs terres. - abire ex conspectu, Caes. G. 6, 43, 5: s'éloigner de la vue. - abire ab his locis, Plaut. Men. 553: s'éloigner de ces lieux. - abire ab urbe, Liv. 36, 3, 3: s'éloigner de la ville. - abire ab aliquo, Plaut. Cap. 487: s'éloigner de qqn, quitter qqn. - cf. Plaut. Mil. 1084 ;Ter. Eun. 791 ; Cic. Verr. 2, 54 ; Flac. 50 ; Liv. 28, 24, 8. - abire ab oculis, Plaut. Trin. 989: s'éloigner des regards. - cf. Plaut. Cas. 302 ; Truc. 477 ; Sen. Ep. 36, 10. - quia te illinc abisse constabat, Cic.: parce que je savais que tu n'étais pas là. - abibitur: on s'en ira. - abire cubitum: aller se coucher. - abi in malam crucem (abi in malam rem): va-t-en au diable, va te faire pendre. - cf. Plaut., Ter.; Cic. Phil. 13, 48. - (Catilina) abiit, excessit, evasit, erupit, Cic. Cat. 2: le voilà (Catilina) parti, il est loin, il s'est échappé, il a brisé (ses chaînes). - abire ab aliquo, Ter.: sortir de chez qqn. - abire exsulatum (abire in exsilium), Liv.: partir pour l'exil. [st1]2 [-] poét. pénétrer dans, s'enfoncer dans. - in corpus abire, Lucr. 4, 1111: s'enfoncer dans le corps - cf. Virg. En. 9, 695; Stat. Th. 8, 495 ; 11, 631. [st1]3 [-] s'en aller, disparaître. - abiit ille annus, Cic. Sest. 71: cette année-là s'écoula. --- cf. Cael. 74 ; Mur. 7 ; etc. - illa mea... abierunt, Cic. Fam. 9, 20, l: mes propos d'autrefois... s'en sont allés. - sensus abiit, Cic. Tusc. 1, 109: le sentiment a disparu. --- cf. Fam. 14, 1, 3 ; Att. 41, 10, 2 ; Liv. 2, 4, 2. [st1]4 [-] sortir (d'une fonction, de la vie), partir d'une idée. - abire honore, Suet.: quitter une charge. - magistratu abire: quitter une magistrature, sortir de charge. - abire e vita: mourir. - qui abierunt hinc, Plaut.: ceux qui ont quitté la terre. - illuc, unde abii, redeo, Hor.: je reviens au point d'où je suis parti. [st1]5 [-] s'écarter de, abandonner. - abire incepto, Tac.: s'écarter de son sujet. - abeo a sensibus, Cic.: j'en finis avec les sens (je quitte ce sujet). - abire impune: s'en aller impuni, rester impuni. - abire ab jure: s’éloigner du droit, violer le droit. - ne longius abeam, Cic. Fin. 2, 96: pour ne pas faire une trop longue digression. --- cf. Rep. 3, 38 ; Caec. 95, etc. - quid ad istas ineptias abis? Amer. 47: pourquoi t'écartes-tu de ton sujet pour dire de pareilles sornettes? [st1]6 [-] passer d'un état à un autre. - ad deos abiit Hercules, Cic.: Hercule est passé au rang des dieux. - abire pro ludibrio in ora virûm (= virorum), Liv.: devenir la risée du monde. - abire in somnum, Lucr.: s'endormir. [st1]7 [-] s'écouler, s'éloigner, passer. - tota abit hora, Hor.: une heure entière s'écoule. - nausea jamne abiit? Cic.: le dégoût est-il passé? - pallor abiit, Ov.: la pâleur a disparu. [st1]8 [-] se changer en, passer à, aboutir à, se passer. - abire in aliquam rem: se transformer en qqch. - in villos abeunt vestes, Ov.: ses vêtements se changent en poils. - oppidum abiit in villam, Plin.: la ville n'est plus qu'une villa. - abibunt in vanum monentium verba, Sen.: les conseils s'en iront en fumée. - mirabar hoc si sic abiret, Ter.: je m'étonnais que la chose prît cette tournure. - non, non hoc sic abibit, Cat.: non, la chose ne se passera pas ainsi. [st1]9 [-] se propager, s'étendre. - longius nefas abiit, Ov.: le mal se répandit au loin. [st1]10 [-] échapper à (dans une vente). - ne res abiret ab eo, Cic.: de peur que la chose ne lui échappât (par une surenchère). [st1]11 [-] baisser, diminuer. - ut reditus agrorum sic etiam pretium retro abiit, Plin. Ep. 3, 19: le rendement des terres a diminué tout comme leur prix.* * *Abeo, abis, abiui, pe. prod. et per syncopam, abii, abitum, pen. corr. abire, Discedere. S'en aller, S'en partir.\Praetor de sella surrexit, atque abiit. Cic. Le juge s'est levé de son siege, et s'en est allé.\Abire hinc, illinc, istinc, inde. Terent. Non tu hinc abis? T'en vas tu point d'ici?\Quum inde abeo. Terent. Quand je m'en vay de là.\Sine me hinc abire. Plaut. Laisse moy sortir ou aller d'ici.\Abire ab aliquo. Plaut. Se departir d'aucun, et le laisser là.\Abeo ab illis, Plaut. Je m'en vay arriere d'euls.\Abire ab, vel ex oculis, e conspectu, etc. Plaut. Liu. S'oster de devant les yeuls d'aucun.\Vide ne res abeat a nobis. Cic. Garde que la chose ne nous eschappe. B.\Abire ab aliquo, pro Exire ab eius aedibus. Terent. Sortir de chez aucun.\Iube hanc abire ad te. Plaut. Commande que ceste ci aille chez toy, ou en ta maison.\Abiit ad deos. Cic. Il est allé en paradis, ou au ciel, Il est sanctifié.\In angulum aliquo abire. Terent. En quelque coing.\In exilium abierunt. Liu. Se sont euls mesmes bannis, Sont allez voluntairement en exil. \ Abeo intro. Terent. J'entre dedens.\Ne abeas longius. Terent. Ne t'esloigne point.\Illo abeunte peregre. Plin. S'en allant en pais loingtain. On dict communement, S'en allant dehors.\Abi illis obuiam. Terent. va au devant d'elles.\Quasi vero mihi difficile sit quanuis multos nominatim proferre, (ne longius abeam) vel tribuleis, vel vicinos meos, etc. Cic. Sans aller plus loing.\Longe res abibit. Vlpian. La chose sera de longue expedition. B.\Non longe abieris. Cic. Il ne te fault point aller loing pour trouver exemple.\Ne in infinitum abeamus. Plin. Pour mettre fin à nostre propos.\Exulatum abiit salus. Plaut. Je suis perdu.\Abi deambulatum. Terent. Va te pourmener.\Exulatum abierunt. Liu. Sont allez en exil.\Abire pessum. Plaut. S'enfoncer, Aller en bas.\Iam fides abiit. Liu. Il n'est point à croire, Il n'est point vray semblable.\Animus abiit in varios cursus. Ouid. A faict de grands discours.\Ferrum in corpus. Stat. Est entré.\Hasta viri trans pectus abiit. Sta. A traversé la poitrine, A persé tout oultre.\Quorum vetustate memoria abiit. Liu. Desquels il n'est plus de memoire à cause du long temps.\Modus abiit. Ouid. Il n'y a plus de moyen, Il n'y a plus d'ordre. On dit communement, Il n'y a plus de rythme ne de raison.\Nausea iam plane abiit. Cic. Est cessee.\In commissura abibunt pedes tres. Cato. Trois pieds si en iront, Il s'en fauldra trois pieds, Trois pieds se perdront.\De loco nunc quidem abiit pestilentia. Cic. S'en est allee, Est cessee.\Vt reditus agrorum, sic etiam pretium retro abiit. Plin. Iunior. On n'en baille plus tant qu'on avoit accoustumé, Le pris est ravallé.\Sol abiit. Plaut. S'en va, Se baisse.\Spes victis telluris abit. Lucan. Se perd.\Illa mea, quae solebas antea laudare, o hominem facilem, o hospitem non grauem, abierunt. Cic. Sont passez, Ne sont plus, S'en est faict.\Abiit illud tempus. Cic. Est passé.\Dum haec dicit, abiit hora. Terent. L'heure s'est passee, Il a esté une heure à dire cela.\Haec dum dubitas, menses abierunt decem. Terent. Se sont passez, ou escoulez.\Praeceps Fabius in vulnus abiit. Liu. Il cheut sur le costé où il estoit navré.\Abi tu sane superior. Plaut. Assiez toy plus hault.\Quo diuersus abis? Virg. Où tournes tu? Où vas tu?\Abeo a sensibus. Cic. Je me deporte de plus parler des sens.\Abitum est a priore emptione. Paulus iuris. On ne teint point le marché faict, Le premier marché fut rompu, Ils se departirent du premier achet.\Abire ab iure. Cic. Contrevenir au droict.\E medio abiit. Terent. Il ne se trouve plus, Il n'est plus entre les gens, Il est mort. \ Sic abiit e vita. Cic. Il mourut.\Abire ad vulgi opinionem. Cic. Suyvre l'opinion du vulgaire.\Abire magistratu, Consulatu, etc. pro Deponere magistratum, Consulatum, etc. Cic. Liu. Se devestir et demettre de son office, Laisser son office, Finer le temps de son office, et prendre congé. \ Abire incoepto. Liu. Delaisser son entreprinse.\Totum stagnum in salem abit. Plin. Se mue et convertist en sel, Devient sel.\Praesens quod fuerat malum, in diem abiit. Terent. Ta punition n'est seulement que differee, Tu n'en pers que l'attente.\Abire in ora hominum. Liu. Faire parler les gens de soy, se faire mocquer du monde.\In quos enim sumptus abeunt fructus praediorum? Ci. En quels frais et quelle despense s'en va le revenu de mes fermes?\Abire sub iugum. Liu. Passer soubs la fourche.\Abeunt sursum radices. Cato. Vont contremont.\Mirabar, hoc si sic abiret. Terent. Si ceste chose se passeroit ainsi, S'il en iroit ainsi.\Quid ad istas ineptias abis? Cic. Qu'as tu à faire de parler de ces folies? Pourquoy vas tu cercher ces folies?\Abi prae, Sosia. Terent. Va devant.\Tu abi tacitus viam tuam. Plaut. Va t'en ton chemin sans dire mot.\Abire fuga. Virg. S'enfuir.\Abi, virum te iudico. Terent. Va, je t'estime gentil compaignon.\Abi, nescis inescare homines. Terent. Va, tu n'es qu'ung lourdault, Tu ne scais, etc.\Abi, abi iam AEschine. Terent. Va t'en, va t'en meshuy, tu, etc.\Abite. Terent. Sus devant, Hors d'ici, Partez d'ici, Sortez d'ici.\Abibitur, pen. cor. Impersonale. Plaut. On s'en ira. -
67 il coulera bien de l'eau sous le pont
((d'ici là) il coulera [или passera] bien de l'eau sous le(s) pont(s))il a coulé [ или il est passé] de l'eau sous le(s) pont(s) — немало воды утекло с тех пор
Au bout du compte, on sera tous pareils, plus tard. - Quand donc? demanda-t-il. Après la révolution sociale? - La révolution? dit-elle. Oh! bien il passera de l'eau avant. (R. Rolland, La Foire sur la place.) — - В конце концов все станут равны. - Когда же? - спросил он. - После социальной революции? - Революции? О, много воды утечет до тех пор.
Cette fois, quand l'auto-ambulance l'a emporté, je me demandais si je le reverrais jamais... Il avait coulé de l'eau sous les ponts. (L. Aragon, Servitude et grandeur des Français.) — В тот раз, когда его увозила машина скорой помощи, я подумал, что вряд ли увижусь с ним опять... Да, немало воды утекло с тех пор.
Dictionnaire français-russe des idiomes > il coulera bien de l'eau sous le pont
-
68 passer
vil est dans sa chemise, et la tête et les pieds lui passent — см. il est dans sa chemise
passer sous la coupe de... — см. sous la coupe de...
passer les dés — см. lâcher les dés
passer en... drôles — см. en... drôles
passer en flèche — см. en flèche
comme la frontière de Tournai, où il ne passe pas une souris qu'on ne sache combien elle a de poils — см. comme la frontière de Tournai, où il ne passe pas une souris qu'on ne sache combien elle a de poils
plus c'est gros, mieux ça passe — см. plus c'est gros, mieux ça marche
passer un suif — см. donner un suif
il n'y a que le train de marchandise que ne lui est passé dessus — см. il n'a que le train de marchandise qui ne lui est passé dessus
passer en trombe — см. en trombe
- y passer -
69 laisser
laisser [lese]➭ TABLE 11. transitive verb• il m'a laissé ce vase pour 100 € he let me have this vase for 100 euros• laissez, je vais le faire/c'est moi qui paie leave that, I'll do it/I'm paying• laisse-moi ! leave me alone!• laissez-moi rire ! don't make me laugh!• on ne va pas le laisser faire sans réagir ! we're not going to let him get away with that!3. reflexive verb• se laisser persuader to let o.s. be persuaded• se laisser aller to let o.s. go* * *lese
1.
1) to leave [parapluie, pourboire, marge, trace]je ne veux pas y laisser ma peau — (colloq) I don't want it to kill me
laisse-le, ça lui passera — ignore him, he'll get over it
2) ( cesser) liter
2.
verbe auxiliairelaisser quelqu'un/quelque chose faire — to let somebody/something do
laisse-moi faire — ( ne m'aide pas) let me do it; ( je m'en occupe) leave it to me
laisse-la faire! — ( ne t'en mêle pas) let her get on with it!
laisse-la faire, elle reviendra toute seule — just leave her, she'll come back of her own accord
3.
se laisser verbe pronominalelle n'est pas du genre à se laisser faire — ( laisser abuser) she won't be pushed around
il ne veut pas se laisser faire — (coiffer, laver etc) he won't let you touch him
ça se laisse manger! — (colloq) euph it's quite palatable
••
laisser verbe transitif se traduit généralement par to leave. On trouvera la traduction des expressions comme laisser la parole à quelqu'un, laisser quelque chose en suspens, laisser à quelqu'un le soin de, laisser quelqu'un pour mort etc sous le nom ou l'adjectif. Attention, to leave verbe transitif ne s'utilise jamais sans complément: laisse, si tu n'as plus faim! = leave it if you've had enough!; laisse, c'est trop lourd pour toi! = leave it, it's too heavy for you!; non merci, je laisse, c'est trop cher = no thank you, I think I'll leave it, it's too expensivelaisser + sujet + infinitifOn trouvera la traduction des expressions comme laisser voir, laisser courir, laisser à penser etc sous le deuxième verbeLorsque laisser signifie permettre de ou ne pas empêcher de, on pourra le traduire par to let: vous avez laissé pousser des mauvaises herbes = you've let weeds grow; il ne laisse pas ses enfants regarder la télévision = he doesn't let his children watch television; laisse-le pleurer/critiquer/dormir = let him cry/criticize/sleep; ne laisse pas le chat monter sur le canapé don't let the cat climb on the settee; ne laisse pas brûler la sauce = don't let the sauce burn; quand on laisse le repassage s'accumuler = if you let the ironing mount up. Voir IIse laisser + infinitif- De façon très générale, le verbe pronominal suivi d'un verbe à l'infinitif peut se traduire par to let oneself: laisse-toi couler jusqu'au fond = let yourself sink to the bottom- Quand la structure signifie plus précisément accepter l'action d'autrui on traduira par to let somebody do something: il s'est laissé coiffer = he let me/her etc do his hair; il ne se laisse pas caresser = he won't let you stroke him- Quand se laisser peut-être remplacé par être vous traduirez par to be: se laisser envahir par un sentiment de bien-être = to be overcome by a feeling of well-being. Voir III* * *lese1. vt1)J'ai laissé mon parapluie à la maison. — I've left my umbrella at home.
J'ai laissé les enfants à la garderie. — I left the children at the nursery.
2) [passager]laisser qn quelque part — to drop sb somewhere, to drop sb off somewhere
Laisse-moi ici, j'en ai pour cinq minutes jusqu'à la gare. — You can drop me off here, it'll only take me five minutes to get to the station.
3) [parent survivant] to leaveIl laisse une femme et deux enfants. — He leaves a wife and two children.
4) (ne pas tout prendre) [gâteau, argent] to leaveLaisse du rôti, tu n'es pas tout seul! — Leave some meat, you are not the only one here!
laisser qch à qn; laisser qch pour qn — to leave sb sth, to leave sth for sb
Laisse du gâteau à ton frère. — Leave your brother some cake., Leave some cake for your brother.
Ne laisse pas ta chambre en désordre. — Don't leave your room in a mess.
6) (= ne pas empêcher)Laisse-le parler. — Let him speak.
Il les a laissé torturer sans intervenir. — He stood back and let them be tortured.
7) (= permettre)rien ne laisse penser que... — there is no reason to think that...
ceci laisse supposer que... — this would lead us to believe that..., this seems to indicate that...
2. vine pas laisser de... (+ infinitif) Cela ne laisse pas de surprendre. — It never ceases to surprise.
* * *laisser ⇒ Note d'usage verb table: aimerA vtr1 to leave [parapluie, pourboire, marge, trace]; laisser qch à qn gén to leave sb sth; ( à sa mort) to leave sb sth; laisser la liberté à qn to let sb go free; laisser la vie à qn to spare sb's life; il laisse une veuve et deux enfants he leaves a wife and two children; laisser qn quelque part ( déposer) to leave sb ou drop sb (off) somewhere; je te laisse ( en sortant d'un bâtiment) I must be off ou go; (en sortant d'une pièce, au téléphone) I must go; ( en fin de lettre) I'll have to stop; laisse tes livres et viens te balader put your books away and come for a stroll; partez en vacances et laissez vos problèmes take a vacation and leave your problems behind; laissons de côté les raisons de son départ let's not go into why he/she left; laissez la rue Palassou sur votre gauche ( dépasser) you'll see rue Palassou on your left;2 ( confier) to leave (à qn with sb); laisser les clés au gardien to leave the keys with the caretaker; jamais je ne lui laisserais les enfants I would never leave the children with him/her;3 ( accorder) laisser qch à qn to give sb sth [temps, chance]; laisser le choix à qn to give sb the choice; ( choix peu important) to let sb choose;4 (céder, prêter, ne pas retirer) laisser qch à qn to let sb have sth; laisse ce jouet à ton frère let your brother have the toy; je vous le laisse pour 100 euros ( céder) I'll let you have it for 100 euros; je te laisse ma voiture pendant 15 jours ( ne pas prendre avec soi) I'll leave you my car for two weeks; ( prêter) I'll let you have my car for two weeks, you can have my car for two weeks; tu devrais laisser ta place à la vieille dame you should let the old lady have your seat;5 ( perdre) to lose; laisser une jambe à la guerre to lose a leg in the war; tu y laisseras ta santé you'll ruin your health; je ne veux pas y laisser ma peau○ I don't want it to kill me;6 ( ne pas s'occuper de) to leave; laisse-le, ça lui passera ignore him, he'll get over it; ‘qu'est-ce qui ne va pas?’-‘rien, laisse, ce n'est pas grave’ ‘what's wrong?’-‘nothing really, don't worry’; non, laisse, je te l'offre! no, no, it's my treat!;7 ( abandonner) to leave; je te laisse à tes occupations I'll let you get on; laisse-le à ses rêves let him dream;8 ( maintenir) to leave; laisser un animal en liberté to leave an animal in the wild; je ne voulais pas le laisser dans l'ignorance I wanted him to know;9 ( rendre) to leave; cela l'a laissé froid/sans voix it left him cold/speechless; laisser qn perplexe to puzzle sb; cela me laisse sceptique I'm sceptical;B v aux laisser qn/qch faire to let sb/sth do; laisser qn parler/pleurer to let sb speak/cry; laisse-moi entrer/sortir/passer let me in/out/through; laisse-moi faire ( ne m'aide pas) let me do it; ( je m'en occupe) leave it to me; laisse-la faire! ( ne t'en mêle pas) let her get on with it!; laisse-la faire, elle reviendra toute seule just leave her, she'll come back of her own accord; ils s'entretuent et on laisse faire they're killing each other and we just sit back and do nothing; laisse faire! ( qu'importe) so what!; laissons faire le temps let things run their course.C se laisser vpr se laisser bercer par les vagues to be lulled by the waves; il se laisse insulter he puts up with insults; elle n'est pas du genre à se laisser faire ( laisser abuser) she won't be pushed around; c'est parce que tu te laisses faire ( pas assez autoritaire) it's because you're too easy going; il ne veut pas se laisser faire (coiffer, laver etc) he won't let you touch him; laisse-toi faire, c'est un bon coiffeur leave it to him, he's a good hairdresser; s'il veut te l'offrir, laisse-toi faire! if he wants to buy it for you, let him do it; se laisser aller ( tous contextes) to let oneself go; se laisser aller au désespoir to give in to despair; ça se laisse manger○! iron it's quite palatable iron.‘c'est cher’-‘c'est à prendre ou à laisser’ ‘it's expensive’-‘take it or leave it’; c'est cher mais c'est à prendre ou à laisser it's expensive but that is how it is; il y a à prendre et à laisser dans ce qu'elle dit I'd take what she says with a pinch of salt.[lɛse] verbe transitifA.[ABANDONNER]1. [ne pas prendre, renoncer à] to leaveelle a laissé son dessert she left her pudding (untouched), she didn't touch her puddinga. [il y a du bon et du mauvais] you have to pick and chooseb. [il y a du vrai et du faux] you have to be selective2. [quitter momentanément - personne, chose] to leavelaisse-nous, nous avons à parler leave us (alone), we have things to talk abouta. [au téléphone] I must hang up ou go nowb. [dans une lettre] that's all for now, I'll leave you nowil a laissé femme et enfants he abandoned his wife and children, he walked out on his wife and children[après sa mort - famille] to leave5. [perdre - membre, personne, bien matériel] to losey laisser la vie ou sa vie to lose one's life6. [déposer - trace, marque] to leaveil laisse un bon/un mauvais souvenir we have good/bad memories of him7. [négliger] to leavelaisse ton livre et viens avec moi put down ou leave your book and come with melaissez la direction de Paris sur la gauche et tournez à droite go past ou leave the road to Paris on your left and turn right8. (littéraire)ne pas laisser de [ne pas manquer de]: cette réponse ne laisse pas de m'étonner I can't help but be surprised by this answerB.[DONNER, CÉDER]1. [accorder] to leavelaisser quelque chose à quelqu'un to leave something for somebody, to leave somebody somethinglaisse-nous un peu de place! let us have ou leave us some room!laisse-lui le temps de le faire leave ou give her time to do it2. [confier] to leavelaisser des consignes à quelqu'un to leave instructions with somebody, to leave somebody with instructionslaissez les clés chez le gardien drop the keys off at the caretaker's, leave the keys with the caretakerlaisser quelque chose à faire à quelqu'un to leave somebody to do something, to leave something for somebody to do3. [vendre] to let have4. [transmettre]après l'insurrection, il dut laisser le pouvoir à son fils after the rebellion, he had to hand over power to his son5. [réserver] to leavelaisser quelque chose pour la fin to leave something till last ou till the end6. [suj: chose]laisser à penser que to make one think ou suppose that, to lead one to believe thatelle n'est pas là, cela laisse à penser she's not here, it makes you wonderC.[DANS UN ÉTAT, UNE SITUATION]laisse la fenêtre fermée/ouverte leave the window shut/openlaisser un crime impuni to let a crime go unpunished, to leave a crime unpunishedcela me laisse froid ou indifférent it leaves me cold ou unmovedlaisser quelqu'un tranquille ou en repos ou en paix to leave somebody alone ou in peacelaisser quelqu'un dans l'ignorance de quelque chose to let somebody remain ignorant of something, to leave somebody in the dark about somethinglaissez le nom en blanc leave the name blank, do not write the name inles corps ont été laissés sans sépulture the bodies remained ou were left unburied2. (en usage absolu) [s'abstenir d'intervenir]laisse, je vais le faire leave it, I'll do it myselflaisse, je vais me débrouiller, ça va aller I'll be all rightlaissez, je vous en prie please don't bother (with that)laisse, c'est moi qui paie put your money away, I'll pay for thisD.[SUIVI D'UN INFINITIF]laisser quelqu'un faire quelque chose to let somebody do something, to allow somebody to do somethinglaisser quelqu'un faire to let somebody do, to leave somebody to do, to allow somebody to dolaisse-le dormir let him sleep, leave him to sleeplaisse-moi le lui dire let me tell her/him (about it)laisser voir [montrer] to show, to reveallaisser sécher la colle to leave ou to allow the glue to dryceci laisse supposer que... this implies that..., this makes one think that...3. (locution)laisser dire: laissez dire et faites ce que vous avez à faire let them talk and do what you have to dolaisser faire: on n'y peut rien, il faut laisser faire there's nothing we can do (about it), you just have to let things take their courselaisse faire, ça n'est pas grave! don't worry, it doesn't matter!tu t'imagines que je vais laisser faire ça? do you think I'm just going to stand by and watch while this happens?tu devrais laisser tomber, ça ne marchera jamais you should give up ou drop it ou forget it, it'll never work————————se laisser verbe pronominal (emploi passif)ça se laisse regarder [à la télévision] it's watchableil se laisse boire, ton petit vin your little wine goes down nicely ou is very drinkable————————se laisser verbe pronominal intransitifelle s'est laissé accuser injustement she allowed herself to be ou she let herself be unjustly accusedil s'est laissé mourir he let himself die, he just gave up livingse laisser tomber sur une chaise/dans un fauteuil to collapse onto a chair/into an armchaira. [se négliger] to let oneself gob. [se détendre] to let oneself go, to relaxse laisser aller à to go as ou so far asse laisser faire: ne te laisse pas faire! stand up for yourself!, don't let yourself be taken advantage of!la proposition est tentante, je crois que je vais me laisser faire it's an attractive offer, I think I'll give in to temptationlaisse-toi faire, ça nous fait plaisir de te l'offrir do take it ou come on, we'd love to give it to you -
70 vite
vite [vit]adverba. [rouler, marcher] fast ; [progresser, avancer, travailler, se passer] quickly• fais vite ! be quick about it!• eh, pas si vite ! hey, hold on a minute!• et plus vite que ça ! and get a move on! (inf)• il faut que tu termines ça, vite fait you need to get that finished pretty damn quick (inf)• on prend une bière, mais vite fait we'll have a beer, but just a quick one (inf)• il l'a terminé vite fait, bien fait he finished it nice and quickly (inf)• il l'a peint vite fait, bien fait he gave it a quick lick of paintb. ( = bientôt) soon• il a eu vite fait de découvrir que... he soon discovered that...• on a vite fait de dire que... it's easy to say that...c. ( = immédiatement) quick• lève-toi vite ! get up quick!• va vite voir ! quick, go and see!• faites-moi ça, et vite ! hurry up and do it!• vite ! un médecin quick, get a doctor!* * *vit1) ( rapidement) quicklyaller vite, faire vite — to be quick
ça ira vite — (opération, traitement) it'll soon be over; (procédure, réparation) it won't take long
faire quelque chose vite fait — (colloq) to do something quickly
on a pris un verre vite fait — (colloq) we had a quick drink
2) ( peu après le début) soonc'est une affection bénigne, ça passera vite — it's only a minor trouble, it'll soon get better
3) ( hâtivement)j'ai parlé trop vite — ( sans réfléchir) I spoke too hastily; ( sans tenir compte de tout) I spoke too soon
* * *vit adv1) (= rapidement) quickly, fastIl roule trop vite. — He drives too fast.
Prenons la voiture, ça ira plus vite. — Let's take the car, it'll be quicker.
2) (= sans délai) quickly, quickviens vite — come quickly, come quick
Vite, ils arrivent! — Quick, they're coming!
3) (= dans peu de temps) soonCe sera vite fini. — It'll soon be finished.
Il va vite oublier. — He'll soon forget.
Il a vite compris. — He soon understood.
4)faire vite (= agir rapidement) — to act fast, (= se dépêcher) to be quick
Je peux aller dire au revoir à Claire? - Oui, mais fais vite! — Can I go and say goodbye to Claire? - Yes, but be quick!
* * *vite adv1 ( rapidement) quickly; vite et bien quickly and well; très/trop/un peu vite very/too/a bit quickly; au plus vite, le plus vite possible as quickly as possible; vite! quick!; aller vite to be quick; faire vite to be quick (de to); elle a eu vite fait de répondre she was quick to answer; ça ira vite [opération, traitement] it'll soon be over; [procédure, réparation] it won't take long; puis on est passé vite fait○ au sujet suivant then we quickly went on to the next subject; on a pris un verre/mangé vite fait○ we had a quick drink/snack; je range ma chambre vite fait bien fait○ et j'arrive I'll give my room a quick tidy and I'm coming; range ta chambre, et plus vite que ça!○ tidy up your room, and be quick about it!;2 ( peu après le début) soon; il a vite compris he soon understood; elle s'est vite fatiguée d'expliquer she soon got tired of explaining; elle se fatigue/s'ennuie vite she soon gets tired/bored; c'est une affection bénigne, ça passera vite it's only a minor trouble, it'll soon get better; ce travail devient vite ennuyeux/épuisant this work soon becomes boring/exhausting; ils se sont retrouvés vite fait○ derniers du classement they soon found themselves in last place;3 ( hâtivement) j'ai parlé trop vite ( sans réfléchir) I spoke too hastily; ( sans tenir compte de tout) I spoke too soon; c'est vite dit! that's easy to say!; c'est vite fait d'accuser le temps it's easy to blame the weather.[vit] adverberoule moins vite slow down, don't drive so fastva plus vite speed up, go fastertout s'est passé si vite que je n'ai pas eu le temps de voir everything happened so quickly that I didn't see a thingelle apprend/travaille vite she's a quick learner/workeron fait faire des travaux, mais ça ne va pas vite we're having some alterations done, but it's taking a long time ou it's a long jobprenons un taxi, ça ira plus vite let's take a taxi, it'll be quickerles exercices vont trop vite pour moi I can't keep up ou pace with the exercisesça a été vite réglé it was settled in no time at all, it was soon settledfais vite! hurry up!, be quick (about it)!a. it didn't take long!, that was quick work!vite fait, bien fait (familier) : on lui a repeint sa grille vite fait, bien fait we gave her gate a nice new coat of paint in no timeje vais l'envoyer se faire voir vite fait, bien fait! (très familier) I'll send him packing once and for all!aller plus vite que la musique ou les violons to jump the gunaller vite [dans ses conclusions] to be hastyne conclus pas trop vite don't jump ou rush to conclusionsil est assez efficace — il faut le dire vite! he's quite efficient — well, that's one way of putting it!j'ai vite compris de quoi il s'agissait I soon realized what it was all about, it didn't take me long to realize what it was all aboutméfie-toi, il a vite fait de s'énerver be careful, he loses his temper easily5. (locution)a. [être rapide] to be a quick workerb. [être trop pressé] to be over-hastyvous allez un peu vite en besogne, je ne vous accuse pas! don't jump to conclusions, I haven't accused you of anything!————————[vit] adjectif[en langage journalistique - coureur] fastau plus vite locution adverbiale -
71 passare
1. вспом. essere1) проходить, идтиla strada passa per un bosco — дорога проходит [идёт] через лес
2) протекать, течь, идти ( о жидкости)••ne è passata di acqua sotto i ponti! — да, много воды утекло!
3) проходить; проезжать; пролетать, лететь; проплыватьpassa via! — пошла вон! ( собаке); брысь!
4) выйти, уйти5) проходить, проникать6) зайти; заехать ( с коротким визитом)7) перейти (из одного места в другое и т.п.); переехатьpassiamo in salotto a prendere il caffè — перейдём в гостиную, там подадут кофе
••8) проходить, течь, бежать ( о времени)col passare degli anni — с годами, со временем
9) иметься, существовать ( о разнице)10) пройти, миновать••11) пройти (получить одобрение и т.п.)12) быть сносным, быть терпимымil film non è niente di speciale, ma può passare — фильм ничего особенного, но неплохой
per questa volta, passi — на этот раз прощается
14) пережить15) считаться, слыть2.1) перейти, пересечь2) преодолеть, перейти3) превосходить4) столкнуться, пережить, испытать••non credo che la passerà liscia — я не думаю, что ему это так сойдёт
5) пройти ( подвергнуться)6) передвинуть; перевести7) передать, дать••8) платить9) отдавать, уступать10) пропустить, продеть, просунутьpassare un cavo negli anelli — продеть [пропустить] шнур в кольца
11) пройти насквозь, проткнуть, пробить12) протереть, измельчить ( до кашицеобразного состояния)13) процедить14) нанести, размазать15) провести ( чем-либо по поверхности)••17) передать, сообщить18) обходить, проходить••19) повысить чином20) разг. не завалить ( на экзаменах)21) прощать, спускать* * *гл.1) общ. пройти, (in) входить, (per) слыть, быть принятым, переносить, пронизывать, просеивать, случаться, проводить (время), повышать (по службе), заходить, исчезать, передавать, переходить, превосходить, проводить, проезжать, проходить, изменять состояние, миновать, переезжать, переживать, переплывать, пересекать, превышать, прекращаться, претерпевать, продевать, происходить, прокалывать, просовывать, процеживать, совершаться, считаться, я fil di spada пронзить шпагой, протекать (о времени), проникать (о свете, воде и т.п.), не придавать значения (чему-л.)2) разг. прощать (non gliela passo mai — ни за что ему этого не прощу; stavolta te la passo — на этот раз прощаю)3) кул. протирать -
72 из него песок сыплется
part.rude.expr. c'est un p.p.h.: passera pas le week-end (груб.), c'est un p.p.w.: passera pas l'hiver (pej,) (груб.)Dictionnaire russe-français universel > из него песок сыплется
-
73 он на ладан дышит
proncolloq. il ne passera pas le week-end, il passera pas l'hiver -
74 go down
the plane went down over Normandy, the Channel — l'aereo si è schiantato in Normandia, è caduto nella Manica
to go down well, badly — essere accolto bene, male
4) (become lower) [water level, temperature, price] scendere, abbassarsi, diminuire; [ standard] peggiorare, calare; [ tide] abbassarsi; [storm, wind] calmarsi5) (become deflated) [swelling, tyre] sgonfiarsihe will go down as a great statesman — verrà ricordato o passerà alla storia come un grande uomo di stato
9) (be recorded) essere annotato10) (be stricken)11) BE colloq. (go to prison) andare dentro, in prigione12) inform. [computer, system] piantarsi; go down [sth.] scendere da, per [ hill]; scendere in [ mine]* * *1) ((with well/badly) to be approved or disapproved of: The story went down well (with them).) essere accolto bene/male2) ((of a ship) to sink: They were lost at sea when the ship went down.) affondare3) ((of the sun or moon) to go below the horizon.) tramontare4) (to be remembered: Your bravery will go down in history.) passare alla storia5) ((of places) to become less desirable: This part of town has gone down in the last twenty years.) degradarsi* * *vi + adv1) (sun) tramontare, calare, (person: downstairs) scendere, andar giù, (sink: ship) affondare, (person) andar sotto, (be defeated) crollare2) (be written down) venire registrato (-a)to go down in history/to posterity — passare alla storia/ai posteri
3) (decrease: price, temperature etc) scendere, calare* * *the plane went down over Normandy, the Channel — l'aereo si è schiantato in Normandia, è caduto nella Manica
to go down well, badly — essere accolto bene, male
4) (become lower) [water level, temperature, price] scendere, abbassarsi, diminuire; [ standard] peggiorare, calare; [ tide] abbassarsi; [storm, wind] calmarsi5) (become deflated) [swelling, tyre] sgonfiarsihe will go down as a great statesman — verrà ricordato o passerà alla storia come un grande uomo di stato
9) (be recorded) essere annotato10) (be stricken)11) BE colloq. (go to prison) andare dentro, in prigione -
75 laugh
I [lɑːf] [AE læf]1) risata f., riso m.with a laugh — ridendo, con una risata
she likes a good laugh — le piace ridere, ride volentieri
to get o raise a laugh — fare ridere, suscitare una risata
to do sth. for a laugh o for laughs colloq. fare qcs. per ridere o per scherzo; their brother is a real laugh loro fratello è davvero (un tipo) divertente; let's go to the party, it will be a laugh colloq. andiamo alla festa, ci sarà da divertirsi; the script isn't exactly full of laughs — il copione non è certo ricco di battute divertenti
••II [lɑːf] [AE læf]to have the last laugh over sb. — ridere per ultimo
verbo intransitivo ridere (about, over di)to make sb. laugh — fare ridere qcn.
to laugh out loud — scoppiare a ridere, ridere fragorosamente
to laugh at sb., sth. — ridere di qcn., qcs.
to laugh to oneself — ri dere fra sé e sé o sotto i baffi
••he who laughs last laughs longest — prov. ride bene chi ride ultimo
to laugh in sb.'s face — ridere in faccia a qcn.
to laugh oneself sick o silly — ridere a crepapelle, non poterne più dal ridere
* * *1. verb(to make sounds with the voice in showing happiness, amusement, scorn etc: We laughed at the funny photographs; Children were laughing in the garden as they played.) ridere2. noun(an act or sound of laughing: He gave a laugh; a loud laugh.) risata- laughably
- laughingly
- laughter
- laughing-stock
- laugh at* * *I [lɑːf] [AE læf]1) risata f., riso m.with a laugh — ridendo, con una risata
she likes a good laugh — le piace ridere, ride volentieri
to get o raise a laugh — fare ridere, suscitare una risata
to do sth. for a laugh o for laughs colloq. fare qcs. per ridere o per scherzo; their brother is a real laugh loro fratello è davvero (un tipo) divertente; let's go to the party, it will be a laugh colloq. andiamo alla festa, ci sarà da divertirsi; the script isn't exactly full of laughs — il copione non è certo ricco di battute divertenti
••II [lɑːf] [AE læf]to have the last laugh over sb. — ridere per ultimo
verbo intransitivo ridere (about, over di)to make sb. laugh — fare ridere qcn.
to laugh out loud — scoppiare a ridere, ridere fragorosamente
to laugh at sb., sth. — ridere di qcn., qcs.
to laugh to oneself — ri dere fra sé e sé o sotto i baffi
••he who laughs last laughs longest — prov. ride bene chi ride ultimo
to laugh in sb.'s face — ridere in faccia a qcn.
to laugh oneself sick o silly — ridere a crepapelle, non poterne più dal ridere
-
76 time
I [taɪm]1) (continuum) tempo m.in o with time col tempo; in the course of time nel corso del tempo; as time goes, went by con il passare del tempo; at this point in time a questo punto; for all time per tutto il tempo, per sempre; the biggest drugs haul of all time — la più grossa partita di droga mai vista
2) (specific duration) tempo m.a long, short time ago — molto, poco tempo fa
in no time at all o in next to no time in un niente; in five days' time nel giro di o in cinque giorni; within the agreed time entro i termini convenuti; in your own time (at your own pace) al tuo ritmo; (outside working hours) al di fuori dell'orario di lavoro; on company time durante l'orario di ufficio; my time isn't my own — non sono padrone del mio tempo
3) (hour of the day, night) ora f.10 am Italian time — le dieci antimeridiane, ora italiana
this time last week, year — la scorsa settimana a questa stessa ora, l'anno scorso in questo stesso periodo
on time — a tempo, puntualmente
to lose time — [ clock] restare indietro
to be behind time — essere in ritardo o indietro
4) (era, epoch) tempo m., epoca f.at the time — al tempo, all'epoca
time was o there was a time when one could... ci fu un tempo in cui o un tempo si poteva...; to be ahead of o in advance of the times precorrere i tempi; to be behind the times non essere al passo con i tempi; to keep up o move with the times tenersi o essere al passo con i tempi; in times past in former times nei tempi passati, nel passato; it's just like old times è proprio come ai vecchi tempi; give peace in our time relig. concedi la pace ai nostri giorni; at my time of life alla mia età; she was a beautiful woman in her time era una bella donna ai suoi tempi; it was before my time (before my birth) non ero ancora nato; (before I came here) non ero ancora venuto qua; if I had my time over again se potessi ricominciare, se potessi ritornare indietro, se ridiventassi giovane; to die before one's time — morire prima del tempo o prematuramente
5) (moment) momento m.at all times — tutti i momenti, sempre
by the time I finished the letter the post had gone — quando finii la lettera la posta era già partita
from that o this time on a partire da quel o questo momento; when the time comes quando viene il momento; in times of crisis nei momenti di crisi; until such time as fino al momento in cui; at the same time allo stesso tempo; I can't be in two places at the same time — non posso essere in due posti allo stesso tempo
6) (occasion) volta f.time after time o time and time again continuamente, in continuazione; three at a time tre per o alla volta; she passed her driving test first time round ha passato l'esame di guida al primo colpo; from time to time di tanto in tanto; for months at a time per mesi interi; (in) between times — nel frattempo o intanto
7) (experience)to have a tough o hard time doing incontrare delle difficoltà a fare; he's having a rough o hard o tough time sta attraversando un periodo difficile; we had a good time ci siamo divertiti; to have an easy time (of it) cavarsela facilmente; the good, bad times i momenti felici, difficili; she enjoyed her time in Canada — è stata molto bene durante il suo soggiorno in Canada
8) amm. ind. (hourly rate)to work, be paid time — lavorare, essere pagato a ore
flight, journey time — durata del volo, del viaggio
10) mus. tempo m.to beat o mark time battere o segnare il tempo; in waltz time — a tempo di valzer
11) sport tempo m.12) mat. fig.••he'll tell you in his own good time — te lo dirà a suo tempo o quando lo vorrà lui
all in good time — tutto o ogni cosa a suo tempo
to pass the time of day with sb. — fare due chiacchiere con qcn.
to have a lot of time for sb. — ammirare o apprezzare molto qcn.
to do time — colloq. (in prison) stare al fresco
II 1. [taɪm]long time no see! — colloq. è un bel po' che non ci si vede!
1) (schedule) fissare, programmare [holiday, visit]; fissare [appointment, meeting]we time our trips to fit in with school holidays — programmiamo i nostri viaggi in modo che coincidano con le vacanze scolastiche
to be well-, badly-timed — avvenire al momento giusto, sbagliato
2) (judge) calibrare [blow, shot]3) (measure speed, duration) cronometrare [athlete, cyclist]; calcolare la durata di [journey, speech]2.* * *1. noun1) (the hour of the day: What time is it?; Can your child tell the time yet?) ora2) (the passage of days, years, events etc: time and space; Time will tell.) tempo3) (a point at which, or period during which, something happens: at the time of his wedding; breakfast-time.) momento, ora4) (the quantity of minutes, hours, days etc, eg spent in, or available for, a particular activity etc: This won't take much time to do; I enjoyed the time I spent in Paris; At the end of the exam, the supervisor called `Your time is up!') tempo5) (a suitable moment or period: Now is the time to ask him.) momento6) (one of a number occasions: He's been to France four times.) volta7) (a period characterized by a particular quality in a person's life, experience etc: He went through an unhappy time when she died; We had some good times together.) periodo, tempo8) (the speed at which a piece of music should be played; tempo: in slow time.) tempo2. verb1) (to measure the time taken by (a happening, event etc) or by (a person, in doing something): He timed the journey.) cronometrare2) (to choose a particular time for: You timed your arrival beautifully!) (scegliere il momento di)•- timeless- timelessly
- timelessness
- timely
- timeliness
- timer
- times
- timing
- time bomb
- time-consuming
- time limit
- time off
- time out
- timetable
- all in good time
- all the time
- at times
- be behind time
- for the time being
- from time to time
- in good time
- in time
- no time at all
- no time
- one
- two at a time
- on time
- save
- waste time
- take one's time
- time and time again
- time and again* * *I [taɪm]1) (continuum) tempo m.in o with time col tempo; in the course of time nel corso del tempo; as time goes, went by con il passare del tempo; at this point in time a questo punto; for all time per tutto il tempo, per sempre; the biggest drugs haul of all time — la più grossa partita di droga mai vista
2) (specific duration) tempo m.a long, short time ago — molto, poco tempo fa
in no time at all o in next to no time in un niente; in five days' time nel giro di o in cinque giorni; within the agreed time entro i termini convenuti; in your own time (at your own pace) al tuo ritmo; (outside working hours) al di fuori dell'orario di lavoro; on company time durante l'orario di ufficio; my time isn't my own — non sono padrone del mio tempo
3) (hour of the day, night) ora f.10 am Italian time — le dieci antimeridiane, ora italiana
this time last week, year — la scorsa settimana a questa stessa ora, l'anno scorso in questo stesso periodo
on time — a tempo, puntualmente
to lose time — [ clock] restare indietro
to be behind time — essere in ritardo o indietro
4) (era, epoch) tempo m., epoca f.at the time — al tempo, all'epoca
time was o there was a time when one could... ci fu un tempo in cui o un tempo si poteva...; to be ahead of o in advance of the times precorrere i tempi; to be behind the times non essere al passo con i tempi; to keep up o move with the times tenersi o essere al passo con i tempi; in times past in former times nei tempi passati, nel passato; it's just like old times è proprio come ai vecchi tempi; give peace in our time relig. concedi la pace ai nostri giorni; at my time of life alla mia età; she was a beautiful woman in her time era una bella donna ai suoi tempi; it was before my time (before my birth) non ero ancora nato; (before I came here) non ero ancora venuto qua; if I had my time over again se potessi ricominciare, se potessi ritornare indietro, se ridiventassi giovane; to die before one's time — morire prima del tempo o prematuramente
5) (moment) momento m.at all times — tutti i momenti, sempre
by the time I finished the letter the post had gone — quando finii la lettera la posta era già partita
from that o this time on a partire da quel o questo momento; when the time comes quando viene il momento; in times of crisis nei momenti di crisi; until such time as fino al momento in cui; at the same time allo stesso tempo; I can't be in two places at the same time — non posso essere in due posti allo stesso tempo
6) (occasion) volta f.time after time o time and time again continuamente, in continuazione; three at a time tre per o alla volta; she passed her driving test first time round ha passato l'esame di guida al primo colpo; from time to time di tanto in tanto; for months at a time per mesi interi; (in) between times — nel frattempo o intanto
7) (experience)to have a tough o hard time doing incontrare delle difficoltà a fare; he's having a rough o hard o tough time sta attraversando un periodo difficile; we had a good time ci siamo divertiti; to have an easy time (of it) cavarsela facilmente; the good, bad times i momenti felici, difficili; she enjoyed her time in Canada — è stata molto bene durante il suo soggiorno in Canada
8) amm. ind. (hourly rate)to work, be paid time — lavorare, essere pagato a ore
flight, journey time — durata del volo, del viaggio
10) mus. tempo m.to beat o mark time battere o segnare il tempo; in waltz time — a tempo di valzer
11) sport tempo m.12) mat. fig.••he'll tell you in his own good time — te lo dirà a suo tempo o quando lo vorrà lui
all in good time — tutto o ogni cosa a suo tempo
to pass the time of day with sb. — fare due chiacchiere con qcn.
to have a lot of time for sb. — ammirare o apprezzare molto qcn.
to do time — colloq. (in prison) stare al fresco
II 1. [taɪm]long time no see! — colloq. è un bel po' che non ci si vede!
1) (schedule) fissare, programmare [holiday, visit]; fissare [appointment, meeting]we time our trips to fit in with school holidays — programmiamo i nostri viaggi in modo che coincidano con le vacanze scolastiche
to be well-, badly-timed — avvenire al momento giusto, sbagliato
2) (judge) calibrare [blow, shot]3) (measure speed, duration) cronometrare [athlete, cyclist]; calcolare la durata di [journey, speech]2. -
77 hedge sparrow
-
78 phase
phase [feɪz]1. noun( = stage in process) phase f[+ innovations, developments] introduire progressivement ; [+ execution of plan] procéder par étapes à• the modernization of the factory was phased over three years la modernisation de l'usine s'est échelonnée sur trois ans3. compounds* * *[feɪz] 1.noun ( all contexts) phase f2.to be out of phase — Electricity être déphasé; fig ne pas être en harmonie
transitive verb échelonner [changes] ( over sur)Phrasal Verbs: -
79 passare
I. passare v. ( pàsso) I. intr. (aus. essere) 1. passer: ho visto passare tuo figlio j'ai vu passer ton fils. 2. ( attraversare) passer ( per par), traverser tr. (per qcs. qqch.): passerai anche per Parigi tu passeras aussi par Paris; la strada passa per un bosco la route traverse un bois. 3. (attraversare: nel senso della lunghezza, rif. a strade) passer ( per par): passare per una strada longer une route. 4. ( trattenersi brevemente) passer (a, in, da à, par, chez), venir (a, in, da à, chez): passa da me quando ritorni passe chez moi quand tu reviens; è passato un signore a cercarti un monsieur qui te cherchait est passé, est venu un monsieur qui te cherchait; potresti passare da me in ufficio prima di tornare a casa? pourrais-tu passer à mon bureau avant de rentrer à la maison? 5. ( andare) passer (da, in à, chez): non dimenticarti di passare dal panettiere n'oublie pas de passer à la boulangerie. 6. ( penetrare) passer (per, da par): il gatto è passato dalla finestra le chat est passé par la fenêtre; è così grasso che non riesce a passare attraverso la porta il est tellement gros qu'il ne passe pas par la porte; è riuscito a passare senza biglietto il a réussi à passer sans billet. 7. (tramandarsi: rif. a cose concrete) passer: alla sua morte tutti i suoi beni passarono ai nipoti à sa mort tous ses biens passèrent à ses petits-enfants. 8. ( fig) ( cambiare stato) passer: passare dalla tristezza all'allegria passer de la tristesse à la joie. 9. ( cambiare argomento) passer: passiamo a un altro argomento passons à un autre sujet. 10. ( avanzare di grado) passer: passare capitano passer capitaine. 11. (Scol,Univ) ( essere promosso) réussir (aus. avoir), être reçu: è passato il a réussi, il a été reçu. 12. ( fig) ( ottenere l'approvazione) passer: la legge è passata la loi est passée. 13. ( fig) ( essere ritenuto accettabile) passer, aller: non è l'ideale, ma può passare ce n'est pas l'idéal, mais ça peut aller; per questa volta passi pour cette fois ça passe; passi la sua ignoranza passe encore pour son ignorance. 14. (rif. a tempo: trascorrere) passer (aus. avoir/être): sono passati tre anni trois années ont passé. 15. ( fig) ( cessare) passer, cesser (aus. avoir), partir: il dolore è passato la douleur est passée; ti è passato il mal di testa? ton mal de tête est-il passé?, ton mal de tête a-t-il cessé?; il temporale è passato l'orage est passé; mi è passata la voglia di mangiare mon envie de manger est passée, je n'ai plus envie de manger. 16. ( fig) ( intercorrere) y avoir: tra i due fratelli passa una gran differenza il y a une grande différence entre les deux frères. 17. ( Sport) ( effettuare un passaggio) faire une passe. II. tr. 1. ( attraversare) passer: passare il confine (o passare la frontiera) passer la frontière. 2. ( oltrepassare) passer, dépasser: passata la banca, volta a sinistra quand tu auras passé la banque, tourne à gauche. 3. ( sorpassare) dépasser. 4. (forare, trafiggere) transpercer, traverser: il proiettile gli ha passato il cuore la balle lui a transpercé le cœur. 5. ( fare scorrere) passer: passarsi una mano sulla fronte se passer une main sur le front; passarsi la mano sui capelli se passer la main dans les cheveux; passa uno straccio umido sul tavolo di cucina passe un chiffon humide sur la table de la cuisine. 6. ( cedere) passer: ha passato i vestiti smessi a suo fratello il a passé ses vêtements trop petits à son frère, il passé ses vieux vêtements à son frère. 7. ( fornire) fournir: la scuola non passa le divise l'école ne fournit pas les uniformes; il servizio sanitario passa i farmaci generici le ministère de la Santé publique fournit les médicaments génériques; lo passa la mutua c'est remboursé par la sécurité sociale. 8. ( colloq) ( dare di nascosto) passer, glisser: gli hanno passato la traduzione di latino ils lui ont passé la traduction de latin. 9. ( assegnare) donner, accorder, attribuer: passare un sussidio a qcu. accorder un subside à qqn. 10. ( pagare) payer: passare gli alimenti alla moglie payer une pension alimentaire à sa femme. 11. ( porgere) passer, donner: passami il pane, per favore passe-moi le pain, s'il te plaît. 12. ( fig) ( oltrepassare) passer, dépasser: ha passato ormai la cinquantina maintenant il a passé la cinquantaine; la lettera passa il peso la lettre dépasse le poids limite. 13. ( fig) (incontrare, affrontare) avoir, affronter: ha passato un bel guaio il a eu belle tuile. 14. ( fig) (patire, soffrire) souffrir, voir: ne ha passate tante nella sua vita il a tellement souffert dans sa vie, il en a vu tellement dans sa vie. 15. ( trasmettere) passer, transmettre: passare un ordine transmettre un ordre. 16. (Scol,Univ) ( essere promosso) réussir, être reçu à: ha passato l'esame il a réussi l'examen, il a été reçu à l'examen. 17. (Scol,Univ) ( promuovere) faire réussir: il professore ha passato tutti gli studenti le professeur a fait réussir tous ses élèves. 18. ( avanzare di grado) promouvoir: l'hanno passato generale ils l'ont promu général. 19. ( approvare) faire passer: passare una legge faire passer une loi. 20. ( trascorrere) passer: passare l'estate al mare passer l'été à la mer. 21. ( sopravvivere) passer: il malato non passerà la notte le malade ne passera pas la nuit. 22. ( Gastron) ( ridurre in poltiglia) passer, mouliner: passare la verdura passer les légumes. 23. ( Tel) passer: mi passi Giorgio, per favore pouvez-vous me passer Giorgio s'il vous plaît? II. passare s.m. ( decorso) cours, passage: il passare delle stagioni le cours des saisons. -
80 right to pass
rätt att passera (laglig rätt att passera genom ett område)
См. также в других словарях:
Passera — (Sessa,Швейцария) Категория отеля: Адрес: 6998 Sessa, Швейцария Описание … Каталог отелей
passera — / pas:era/ s.f. [femm. di passero ], region. [organo genitale femminile] ▶◀ (volg.) bernarda, (merid., volg.) fessa, (volg.) fica, (roman., volg.) fregna, (volg.) gnocca, (ant.) matrice, (region., volg.) mona, (eufem., disus.) natura, (region.,… … Enciclopedia Italiana
passera — 1pàs·se·ra s.f. 1. AD → passero 2. CO gerg., organo sessuale femminile, vulva | estens., bella donna, bella ragazza Sinonimi: fica, fregna, 2gnocca. 3. TS ornit.com. nome comunemente dato ad alcune specie della famiglia dei Passeridi 4. TS… … Dizionario italiano
passera — {{hw}}{{passera}}{{/hw}}s. f. 1 Femmina del passero. 2 Passera di mare, pesce osseo marino con corpo ovale, appiattito, e i due occhi sul lato destro; SIN. Platessa … Enciclopedia di italiano
Passera — nf passerelle Catalan … Glossaire des noms topographiques en France
passera — pas|se|ra Mot Pla Nom femení … Diccionari Català-Català
pàssera — pàs|se|ra Mot Esdrúixol Nom femení … Diccionari Català-Català
passera — pl.f. passere … Dizionario dei sinonimi e contrari
passera — s. f. (volg.) vulva, vagina, fica (volg.) … Sinonimi e Contrari. Terza edizione
passera — v ( de, t) … Clue 9 Svensk Ordbok
Corrado Passera — (born 30 December 1954) is an Italian manager and banker who has held numerous executive level positions during his career in various industrial sectors, as well as in the services and financial sectors. On 16 November 2011, Corrado Passera left… … Wikipedia