-
1 I must have a shave
-
2 I must have had a brainstorm
-
3 I must have picked up a germ
-
4 I must/have to confess I like it
I must/have to confess I like it -
5 he must have forgotten something or other
English-Dutch dictionary > he must have forgotten something or other
-
6 he must have kissed the Blarney Stone
hij kan goed vleien/liegen, hij is goed van de tongriem gesnedenEnglish-Dutch dictionary > he must have kissed the Blarney Stone
-
7 he must have taken leave of his senses
English-Dutch dictionary > he must have taken leave of his senses
-
8 our letters must have crossed in the post
English-Dutch dictionary > our letters must have crossed in the post
-
9 she must have finished with Jamie
she must have finished with JamieEnglish-Dutch dictionary > she must have finished with Jamie
-
10 she must have known beforehand
-
11 that must have cost a few bob
-
12 they must have doped his drink
-
13 must
n. moeten, plicht; nieuwe wijn--------v. moet; behoortmust1[ must] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 mufheid♦voorbeelden:————————must21 〈 gebod, verplichting en noodzakelijkheid〉 moeten ⇒ 〈 in indirecte rede ook〉 moest(en); 〈 voorwaarde〉 zou(den) zeker♦voorbeelden:why must my plans always fail? • waarom zijn mijn plannen altijd tot mislukken gedoemd?if you must have your way, then do • als je per se je eigen gang wil gaan, doe dat danhe said you must listen to me • hij zei dat je naar mij moest luisteren〈 voornamelijk Amerikaans-Engels〉 you mustn't be very enthusiastic about him • je kunt niet heel enthousiast zijn over hemshe must have known beforehand • ze moet het al van tevoren geweten hebben -
14 finish
n. eind; afwerking; polijsting--------v. eindigen; afwerken; afmaken; opmaken; afwerken; wegwerken; polijstenfinish1[ finnisj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 beëindiging ⇒ einde, voltooiing♦voorbeelden:(fight) to the finish • tot het bittere einde (doorvechten)————————finish21 eindigen ⇒ tot een einde komen, uit zijn2 finishen ⇒ de eindstreep bereiken, de finish bereiken3 uiteindelijk terecht/uitkomen ⇒ belanden♦voorbeelden:finish off with • eindigen metwe used to finish up with a glass of port • we namen altijd een glas port om de maaltijd af te rondenshe must have finished with Jamie • ze schijnt het uitgemaakt te hebben met Jamiewe have finished with that firm • we hebben geen (zaken)relaties meer met die firmaI haven't finished with you yet, my girl • ik ben met jou nog niet klaar, meisjehe has finished with your dictionary: you can have it back • hij heeft je woordenboek niet meer nodig: je mag het terug (hebben)II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 afwerken ⇒ voltooien, de laatste hand leggen aan4 appreteren ⇒ hoogglans geven aan, aflakken♦voorbeelden: -
15 bob
n. Bob (voornaam, afkort. v. Robert)bob1[ bob] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 〈 benaming voor〉 hangend voorwerp ⇒ (slinger)gewicht, lens 〈 van uurwerk〉; gewicht, strik 〈 aan vlieger〉; lood 〈 van dieplood〉; dobber, waker; aaskluwen 〈 van peur〉3 refrein ⇒ slotregel, keervers6 bob(bed kapsel) ⇒ kort geknipte kop, jongenskop♦voorbeelden:¶ 〈Brits-Engels; informeel〉 Bob's your uncle • klaar is Kees, voor mekaar————————bob2〈zelfstandig naamwoord; meervoud: bob〉 〈Brits-Engels; informeel〉1 shilling ⇒ 5 pence, poen, geld♦voorbeelden:————————bob3〈 bobbed〉1 bobben ⇒ rodelen, bobsleeën2 (zich) op en neer/heen en weer bewegen ⇒ (op)springen, dobberen3 buigen ⇒ een (knie)buiging/knix maken♦voorbeelden:bob up • (plotseling) te voorschijn komen, komen boven drijven, opduikenII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 heen en weer/op en neer bewegen ⇒ doen dansen, laten dobberen, knikken♦voorbeelden: -
16 something
adv. op bepaalde wijze; iets--------n. iets--------pron. iets, een ding; en iets ( dertig en nog iets, etc.)something1[ sumθing] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 iets♦voorbeelden:1 I've bought you a little something to take with you • ik heb een kleinigheidje voor je gekocht om mee te nemen————————something2♦voorbeelden:he dropped something • hij liet iets vallenhe must have forgotten something or other • hij moet het een of ander vergeten zijnseventy something • zeventig en nog watthere's something in/to it • daar is iets van aanit's something like a church • het ziet er min of meer uit als een kerkit came as something of a surprise • het kwam een beetje als een verrassinghe's something of a painter • het is een niet onverdienstelijk schilder————————something3♦voorbeelden: -
17 Blarney Stone
[ bla:nie stoon]♦voorbeelden:¶ he must have kissed the Blarney Stone • hij kan goed vleien/liegen, hij is goed van de tongriem gesneden -
18 brainstorm
n. uitstekend idee; zenuwaanvalbrainstorm♦voorbeelden: -
19 confess
v. biechten; toegeven[ kənfes]1 bekennen ⇒ erkennen, toegeven♦voorbeelden:she confessed to a dread of cats • ze onthulde haar angst voor kattenI confess to having done it • ik geef toe dat ik de dader ben -
20 cross
adj. boos; kruisend; tegengesteld--------n. kruis; lijden; mengsel; kruising (bij dieren)--------v. kruisen; oversteken; kruisigen; tegenwerkencross1[ kros]I 〈eigennaam; Cross; the〉2 kruis ⇒ beproeving, lijden♦voorbeelden:1 make the sign of the cross • een kruis(je) slaan/makentake up one's cross • gelaten zijn kruis dragen————————cross2〈bijvoeglijk naamwoord; crossness〉♦voorbeelden:————————cross31 (elkaar) kruisen/snijden♦voorbeelden:1 I'll meet you where the roads cross • ik tref je bij/op het kruispunt/de viersprong1 oversteken ⇒ over/doortrekken♦voorbeelden:2 een kruisteken maken op/boven3 (door)strepen ⇒ een streep trekken over/door, wegstrepen♦voorbeelden:1 cross one's arms/legs • zijn armen/benen over elkaar slaan2 cross oneself • een kruis(je) slaan/makencross out/off • doorstrepen/halen, schrappen 〈 ook figuurlijk〉
- 1
- 2
См. также в других словарях:
must-have — mustˈ have, mustˈ see, etc noun and adjective (something) that one must have, see, etc in order to be in fashion • • • Main Entry: ↑must * * * 1. adj. essential or highly desirable the must have blouse of the season 2. n. an essential or highly… … Useful english dictionary
must-have — Bendroji informacija Rūšis: naujai skolinta citata Rašybos variantai: must have items. Kilmė: anglų, must have, must have. Pateikta: 2011 11 29. Atnaujinta: 2014 01 01. Reikšmė ir vartosena Apibrėžtis: mados sezonui būtiniausi dalykai, kuriuos… … Lietuvių kalbos naujažodžių duomenynas
must-have — Ⅰ. must have UK US adjective [before noun] ► a must have product is a fashionable one that a lot of people want to own: a must have accessory/gadget/item »The device soon became a must have accessory for anyone in the business world. Ⅱ. must have … Financial and business terms
must-have — must haves N COUNT A must have is something modern that many people want to have. The mobile phone is now a must have for children. ADJ Must have is also an adjective. ...a must have fashion accessory … English dictionary
must-have — noun count INFORMAL something that is so exciting, modern, or useful that everyone wants to have it: A must have for new moms and dads. ╾ ,must have adjective: the top ten must have books for medical students … Usage of the words and phrases in modern English
Must-have — [mast hɛv , masthæv ], das; s, s [engl. must have, aus: to must = müssen u. have = haben]: Gegenstand, den man besitzen sollte, um als modern o. Ä. zu gelten … Universal-Lexikon
Must-have — [ masthɛv, mast hɛv ], das; [s], s <englisch> (etw., was man haben muss oder was sein muss) … Die deutsche Rechtschreibung
must-have — UK / US noun [countable] Word forms must have : singular must have plural must haves informal something that is so exciting, modern, or useful that everyone wants to have it An award winning author reveals his personal must haves for a low fat… … English dictionary
must-have — /ˈmʌst hæv/ (say must hav) Colloquial –adjective 1. highly desirable: a must have fashion accessory. –noun 2. such an item …
must-have — noun Date: 1980 something that is essential to have or obtain • must have adjective … New Collegiate Dictionary
must-have — adj. Must have is used with these nouns: ↑accessory, ↑gadget … Collocations dictionary