-
1 bending over
buigen; zich onderwerpen -
2 bowing down
buigen,een buiging maken,bukken -
3 to bend
buigenombuigenverbuigenvouwen -
4 to fold
buigenkantenomfelsenomleggenomplooienomzettenopzettenplooiensamenvouwentoeklappentoevouwenvouwenzetten -
5 to form
buigenoprichtenvormen -
6 bend
n. bocht; kromming; knoop--------v. buigen; aanleunen; krommen; zich laten overtuigen; verdraaienbend1[ bend] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 buiging ⇒ kromming, knik♦voorbeelden:the noise drove me round the bend • het lawaai maakte me hoorndol————————bend21 buigen ⇒ zwenken, neigen2 (zich) buigen ⇒ zich onderwerpen, wijken♦voorbeelden:bend down • zich bukken, vooroverbuigenbend before/to someone's power • voor iemands macht buigen/wijkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 spannen2 buigen ⇒ krommen, verbuigen3 onderwerpen ⇒ (doen) buigen, plooien♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 bend the rules • de regels toepassen/interpreteren zoals het 't beste uitkomtbend down/up • naar beneden/boven buigenbend one's mind to a problem • zijn aandacht op een probleem richten -
7 bow
n. boog (ook regenboog); buiging ( beleefdheids); voorste roeiriem; strik--------v. zich neerleggen bij; buigen, een buiging maken, een gesnaard instrument bespelenbow1[ bau] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 buiging♦voorbeelden:take a bow • applaus in ontvangst nemen2 off/on the (port/starboard) bow • over bakboord/stuurboord————————bow2[ boo] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 boog ⇒ kromming, curve4 strik————————bow3[ bau]2 buigen ⇒ zich (erbij) neerleggen; zich gewonnen geven♦voorbeelden:1 bow and scrape • vleien, stroop smerenI bow to nobody in this • wat dit betreft ga ik voor niemand opzij→ bow out bow out/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:————————bow4 -
8 stoop
n. veranda; vooroverbuigen, gebukte houding--------v. zich bukken, voorover buigenstoop1[ stoe:p] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 ronde rug ⇒ kromme/gebogen rug————————stoop2♦voorbeelden:stoop to folly • zich tot onbezonnenheden verlagenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 buigen♦voorbeelden: -
9 incline
n. helling, hellend vlak--------v. neigen, verbuigen, krom buigen, buigen; afdalen; beinvloeden; richtenincline1[ ingklajn] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————incline2[ inklajn]1 neigen ⇒ geneigd zijn, een neiging hebben/vertonen♦voorbeelden:I incline to/towards fatness • ik heb aanleg om dik te worden1 (doen) hellen ⇒ af/neer/overhellen♦voorbeelden:♦voorbeelden:2 your words do not incline me to change my mind • ik zie in uw woorden geen aanleiding om van gedachten te veranderenI am inclined to think so • ik neig tot die gedachte -
10 lean
adj. mager, schraal; karig, armzalig--------n. mager (vlees); neiging--------v. leunen; overhellen; zetten; steunen; aanleunen; ombuigen; buigen, verbuigenlean1[ lie:n] 〈zelfstandig naamwoord; geen meervoud〉1 schuinte ⇒ schuine/scheve stand, (over)helling♦voorbeelden:————————lean2〈bijvoeglijk naamwoord; leanness〉2 karig ⇒ arm(zalig), weinig opleverend♦voorbeelden:lean years • magere jaren————————lean31 leunen ⇒ steunen, steun zoeken♦voorbeelden:lean over to someone • zich naar iemand overbuigen¶ 〈 figuurlijk〉 lean over backwards • zich in (de gekste) bochten wringen, alle mogelijke moeite doenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
11 crook
-
12 curve
n. boog, gebogen lijn, curve; afslag; bocht--------v. buigen; verbuigen; neigencurve1[ kə:v] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 gebogen/kromme lijn ⇒ 〈 in het bijzonder wiskunde〉 kromme, curve, boog————————curve2〈 werkwoord〉1 buigen ⇒ een bocht (doen) maken, (zich) krommen♦voorbeelden: -
13 duck
n. eend; nul punten; lieverd; buigzaamheid--------v. buigen, zich bukkenduck1[ duk] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: voor 0.1 ook duck〉3 〈Brits-Engels; informeel〉 liefje ⇒ schatje, snoesje 〈voornamelijk als aanspreekvorm; ook in meervoud〉♦voorbeelden:¶ duck(s) and drake(s) • het keilen, het kiskassenplay ducks and drakes with/make ducks and drakes of • verkwanselentake to something like a duck to water • in z'n element zijnfunny old duck • vreemde snoeshaan〈 vulgair〉 (go) fuck a duck! • krijg (nou) de klere!————————duck21 buigen ⇒ (zich) bukken, wegduiken→ duck out duck out/II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
14 flex
-
15 prostrate
adj. uitgestrekt, nedergeworpen, uitgeput--------v. ter aarde werpen, neerwerpen, omverwerpen, in het stof doen buigen; uitputten; in het stof buigen voorprostrate1[ prostreet] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉♦voorbeelden:————————prostrate2♦voorbeelden: -
16 arch
adj. kromming, buiging, welving--------n. boog, gewelf--------pref. hoofd (van-)--------v. welven, een boog makenarch1[ a:tsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 boog ⇒ gewelf, arcade♦voorbeelden:————————arch21 ondeugend ⇒ schalks, guitig♦voorbeelden:1 an arch glance/smile • een schalkse blik/guitig lachje————————arch3II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
17 bend before/to someone's power
bend before/to someone's powervoor iemands macht buigen/wijken -
18 bend down/up
bend down/upnaar beneden/boven buigen -
19 bob
n. Bob (voornaam, afkort. v. Robert)bob1[ bob] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 〈 benaming voor〉 hangend voorwerp ⇒ (slinger)gewicht, lens 〈 van uurwerk〉; gewicht, strik 〈 aan vlieger〉; lood 〈 van dieplood〉; dobber, waker; aaskluwen 〈 van peur〉3 refrein ⇒ slotregel, keervers6 bob(bed kapsel) ⇒ kort geknipte kop, jongenskop♦voorbeelden:¶ 〈Brits-Engels; informeel〉 Bob's your uncle • klaar is Kees, voor mekaar————————bob2〈zelfstandig naamwoord; meervoud: bob〉 〈Brits-Engels; informeel〉1 shilling ⇒ 5 pence, poen, geld♦voorbeelden:————————bob3〈 bobbed〉1 bobben ⇒ rodelen, bobsleeën2 (zich) op en neer/heen en weer bewegen ⇒ (op)springen, dobberen3 buigen ⇒ een (knie)buiging/knix maken♦voorbeelden:bob up • (plotseling) te voorschijn komen, komen boven drijven, opduikenII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 heen en weer/op en neer bewegen ⇒ doen dansen, laten dobberen, knikken♦voorbeelden: -
20 buckle
n. gesp; uitsteeksel--------v. kromtrekken; wankelen, bezwijken; (vast)gespen, aangespen, ontwrichtenbuckle1[ bukl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 gesp————————buckle21 met een gesp sluiten/vastzitten ⇒ aangegespt (kunnen) worden2 kromtrekken ⇒ ontzetten, ontwricht raken3 wankelen ⇒ wijken, bezwijken♦voorbeelden:the ends of this necklace buckle together at the back • de uiteinden van deze ketting zitten van achter met een sluiting vast3 despite our efforts we buckled under their attack • ondanks onze inspanningen wankelden we onder hun aanval→ buckle to buckle to/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (vast)gespen ⇒ aangespen, omgespen2 ontwrichten ⇒ ontzetten, (uit/ver)buigen♦voorbeelden:1 buckle up a belt • een riem omdoen/gespen
См. также в других словарях:
Buigen — Buigen, Fürstenthum auf der japanesischen Insel Kiusiu; ist gebirgig u. fruchtbar, bes. reich an Arzneikräutern u. Seide, von welcher die Bewohner viel verweben … Pierer's Universal-Lexikon
buigen — beni / boktu … Woordenlijst Sranan
Bissingen ob Lontal — Wappen Deutschlandkarte … Deutsch Wikipedia
Hausen ob Lontal — Wappen Deutschlandkarte … Deutsch Wikipedia
2007–2008 Belgian government formation — The 2007–2008 Belgian government formation followed the general election of 10 June, 2007, and consisted of a period of negotiation in which the Flemish parties Open VLD, Christian Democratic and Flemish (CD V) and New Flemish Alliance (N VA),… … Wikipedia
Herbrechtingen — Wappen Deutschlandkarte … Deutsch Wikipedia
Liste der Orte im Landkreis Oberallgäu — Die Liste der Orte im Landkreis Oberallgäu listet die 1032 amtlich benannten Gemeindeteile (Hauptorte, Kirchdörfer, Pfarrdörfer, Dörfer, Weiler und Einöden) im Landkreis Oberallgäu auf.[1] Systematische Liste Alphabet der Städte und Gemeinden mit … Deutsch Wikipedia
Bow — (bou), v. t. [imp. & p. p. {Bowed}; p. pr. & vb. n. {Bowing}.] [OE. bowen, bogen, bugen, AS. b[=u]gan (generally v. i.); akin to D. buigen, OHG. biogan, G. biegen, beugen, Icel. boginn bent, beygja to bend, Sw. b[ o]ja, Dan. b[ o]ie, bugne, Coth … The Collaborative International Dictionary of English
Bowed — Bow Bow (bou), v. t. [imp. & p. p. {Bowed}; p. pr. & vb. n. {Bowing}.] [OE. bowen, bogen, bugen, AS. b[=u]gan (generally v. i.); akin to D. buigen, OHG. biogan, G. biegen, beugen, Icel. boginn bent, beygja to bend, Sw. b[ o]ja, Dan. b[ o]ie,… … The Collaborative International Dictionary of English
Bowing — Bow Bow (bou), v. t. [imp. & p. p. {Bowed}; p. pr. & vb. n. {Bowing}.] [OE. bowen, bogen, bugen, AS. b[=u]gan (generally v. i.); akin to D. buigen, OHG. biogan, G. biegen, beugen, Icel. boginn bent, beygja to bend, Sw. b[ o]ja, Dan. b[ o]ie,… … The Collaborative International Dictionary of English
LGBT characters in video games — In the history of computer and video games, lesbian, gay, bisexual and transgender (LGBT) characters have been depicted to varying degrees to further plotlines, as a storytelling device and also with other motivations in video games. The changing … Wikipedia