-
1 losbarsten
1 [plotseling te voorschijn komen] se déclencher2 [m.b.t. emoties] éclater3 [losgaan] craquer♦voorbeelden:een hevig geweervuur barstte los • un feu nourri se déclenchahij kon zich niet langer bedwingen en barstte los • il n'arrivait plus à se dominer et il éclata -
2 losbarsten
3 [losgaan, breken] burst/break (loose)♦voorbeelden: -
3 losbarsten
лопаться лопнуть; распороться; разразиться; разгореться; грянуть; взорваться; разбушеваться* * *гл.общ. взрываться, лопаться, разражаться (смехом), подниматься (о ветре, буре и т.п.) -
4 losbarsten
v. burst, explode -
5 losbarsten
1) explodera2) krevera -
6 losbarsten
exploser, s'abattre -
7 in tranen losbarsten
in tranen losbarsten -
8 een storm ontketenen/verwekken/doen losbarsten
een storm ontketenen/verwekken/doen losbarstenraise/stir up/create a stormVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een storm ontketenen/verwekken/doen losbarsten
-
9 déclencher
déclencher [deeklãsĵee]1 〈 mechanisme〉in beweging, werking zetten3 〈 oorlog, crisis, staking enz.〉 ontketenen ⇒ de stoot geven tot, doen losbarsten, de aanleiding zijn tot♦voorbeelden:1. v2) loskoppelen, ontkoppelen3) ontketenen2. se déclencherv2) losbarsten -
10 break
n. onderbreking; doorbraak; pauze; inbraak; kans; wijziging; (in computers) overbrugging, stoppen en starten van een nieuw deel in een document--------v. breken; stuk slaan; verbreken; inbreken; stoppen, aflastenbreak1[ breek]♦voorbeelden:there was a break in the weather • het weer sloeg omwithout a break • onophoudelijk, zonder te stoppen4 bad break • pech, tegenvallerlucky break • geluk, meevallergive someone a break • iemand een kans geven (om zichzelf te bewijzen), iemand een plezier doen→ clean clean/♦voorbeelden:2 break of day • dageraad, ochtendgloren————————break23 pauzeren♦voorbeelden:his voice broke • hij kreeg de baard in zijn keelthe box broke open • de doos barstte open2 break free/loose • ontsnappen, losbreken4 the frost broke • het hield op met vriezen, het ging dooienbreak into a gallop • plotseling gaan galopperenbreak forth • uitbarsten, losbarsten 〈 in woede〉break into a tenner • een briefje van tien aanbrekenthis extra work breaks into my evenings • dit extra werk slokt mijn avonden opbreak over • overheen golven, overheen spoelen→ break away break away/, break down break down/, break in break in/, break off break off/, break out break out/, break through break through/, break up break up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 break a blow • een klap opvangen/brekenbreak camp • het kamp opbrekenbreak cover • uit de schuilplaats komenbreak someone of a habit • iemand een gewoonte aflerenbreak the law • de wet overtreden/brekenbreak a path/way • een weg banenbreak prison/jail • uitbrekenbreak a record • een record verbeteren/brekenbreak a strike • een staking breken -
11 déferler
-
12 éclater
éclater [eeklaatee]2 losbarsten ⇒ uitbarsten, uitbreken3 uiteenvallen ⇒ opgedeeld worden, zich splitsen4 duidelijk zichtbaar worden, zijn♦voorbeelden:2 sa colère éclata • hij, zij ontstak in woedela Marseillaise éclata • plotseling weerklonk de Marseillaisela salle éclata (en applaudissements) • het applaus barstte los in de zaal4 la joie éclata sur son visage • de vreugde straalde van zijn, haar gezicht afII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:v1) (uit elkaar) barsten, ontploffen2) klappen [band]3) losbarsten4) uiteenvallen, zich splitsen -
13 взрываться
-
14 лопаться
vgener. (о терпении) opraken, knallen, losbarsten, losbreken, barsten (van-от ÷åãî-ô.), bersten (van-от ÷åãî-ô.), springen, uiteenbarsten -
15 подниматься
vgener. beklimmen, klimmen (о солнце, воде и т.п.), opdrijven, opgaan, opkomen, oprijzen, opslaan (о цене), opstijgen, opstuiven, opwaaien, rijzen, steigeren, stijgen, beklauteren, bestijgen (íà), losbarsten (о ветре, буре и т.п.), opklimmen (по лестнице, в гору и т.п.), oplopen (tegen-íà), opschieten, opstaan, opstappen, opvaren, uitschieten, verrijzen o, zich verheffen -
16 разражаться
v1) gener. losbarsten (смехом), losbreken (о грозе и т.п.), schieten (смехом), uitbarsten (i) (о грозе и т.п.), uitrazen (о буре), uitbreken (о войне, пожаре)2) liter. (i) uitbarsten (слезами, смехом; in) -
17 blow up
opblazenblow up1 ontploffen ⇒ exploderen, springen♦voorbeelden:the crisis blew up • de crisis brak uitII 〈 overgankelijk werkwoord〉5 doen opwaaien ⇒ opjagen, opdwarrelen -
18 break forth
-
19 burst (out) into song
burst (out) into song -
20 burst
n. uitbarsting; uitbraak; serie schoten--------v. barsten; breken; uitbreken; brekenburst1[ bə:st] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 los/uitbarsting ⇒ ontploffing; demarrage2 barst ⇒ breuk, scheur♦voorbeelden:burst of flame • steekvlamburst of laughter • lachsalvo————————burst21 (door/los/uit)barsten/breken ⇒ uit elkaar spatten/springen/vliegen2 op barsten/breken/springen staan ⇒ barstensvol zitten♦voorbeelden:the bottle burst • de fles spatte uiteenthat boy'll eat till he bursts • dat joch eet zich te barstenthe storm burst • de storm brak losburst away • wegrennen, zich losrukkenburst forth/out • uitroepen, uitbarstenburst out crying • in huilen uitbarstenthe sun burst out • plotseling brak de zon doorburst into the bedroom • de slaapkamer komen binnenvallenburst into blossom • in bloei schietenburst into flames • in brand vliegenburst into sight/view • (plotseling) in zicht komenburst (out) into song • in gezang losbarstenburst into tears • in tranen uitbarstenburst out of one's clothes • uit zijn kleren barstenburst with joy • dolgelukkig zijn→ burst in burst in/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 door/open/verbreken ⇒ forceren, inslaan, intrappen♦voorbeelden:burst a blood-vessel • een aderbreuk hebben/krijgenburst a door (open) • een deur intrappen/rammenburst a tyre • een lekke band hebben
Страницы