-
1 leegmaken
♦voorbeelden:zijn zakken leegmaken • empty (out)/turn out one's pockets -
2 leegmaken
♦voorbeelden: -
3 leegmaken
опустошить; высыпать из; вынуть письма из; вынуть всё из; освободить, расчистить* * *(t)опорожнить, высыпать* * *гл.общ. опорожнять -
4 leegmaken
v. empty, deterge, exhaust -
5 we zullen de fles maar leegmaken
we zullen de fles maar leegmakenDeens-Russisch woordenboek > we zullen de fles maar leegmaken
-
6 we zullen die fles maar leegmaken
we zullen die fles maar leegmakenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > we zullen die fles maar leegmaken
-
7 zijn zakken leegmaken
zijn zakken leegmakenempty (out)/turn out one's pocketsVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zijn zakken leegmaken
-
8 drain
n. afvoerkanaal--------v. draineren, afvoeren; legen; teneinde gaan, uitverkocht zijndrain1[ dreen] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————drain21 weglopen ⇒ wegstromen, (uit)lekken2 leeglopen ⇒ afdruipen, uitdruipen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 drain away • doen wegvloeien, doen weglopendrain off • afvoeren, leegmaken -
9 empty
adj. leeg--------v. ledigenempty1[ em(p)tie] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: empties〉♦voorbeelden:————————empty2〈bijvoeglijk naamwoord; emptier〉♦voorbeelden:empty of • zonder, verstoken van————————empty3〈 emptied〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
10 épuiser
épuiser [eepŵiezee]4 leegmaken ⇒ droogmaken, leegpompen, uitscheppen♦voorbeelden:tu m' épuises! • ik word moe van je♦voorbeelden:1 mais je m'épuise à vous le dire • dat zég ik u toch aldoor?1. v1) uitputten2) irriteren3) verbruiken4) leegmaken, droogmaken5) afhandelen2. s'épuiserv2) op raken -
11 опустошать
verwoesten, vernietigen, leegmaken -
12 опустошить
verwoesten, vernietigen, leegmaken -
13 опорожнять
vgener. ledigen, leegmaken, legen, lozen, verschenken -
14 drain dry
-
15 drain off
drain offafvoeren, leegmaken -
16 drainage
-
17 empty out one's pockets
empty out one's pockets -
18 slop out
slop out -
19 slop
n. gezwijmel; waterige soep, slappe kost; varkensvoer; vuil waswater--------v. (neer)plassen; kwakken; plassen; overstromen; sentimenteel doen; sloffen; overlopen van sentimentslop1[ slop] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————slop23 sloffen♦voorbeelden:slop out • toiletemmers leegmakenslop over someone • walgelijk sentimenteel doen tegen iemand -
20 turn out
blijken te zijn; worden, gebeuren; te voorschijn komen, uit de veren komen, uitlopen (v. stad), opkomen, uitrukken (v. brandweer); afzetten, uitdraaien; produceren, (af-)leveren, presterenturn out♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉6 naar buiten draaien/zetten 〈 voeten〉♦voorbeelden:♦voorbeelden:as it turns out/as things turn out • zoals blijktit turned out that he didn't come at all • het bleek/het werd duidelijk dat hij helemaal niet kwam
- 1
- 2