-
1 hack
n. jaap; snee; droge hoest; taxi; schrijver--------v. hakken, houwen, fijnhakken, kraken; paardrijden; een taxi rijden; tolereren, behandelen; droog hoesten; illegaal een computersysteem indringen; nieuwe computeprogramma's schrijvenhack1[ hæk]1 houw ⇒ snee, jaap; trap(wond)♦voorbeelden:————————hack21 kuchen1 hakken ⇒ houwen, een jaap geven3 kraken ⇒ een computerkraak plegen, hacken♦voorbeelden:hack off a branch • een tak afkappenhack at something • in iets hakken, op iets in houwen -
2 carve
v. snijden; beeldhouwen[ ka:v]2 graveren♦voorbeelden:→ carve up carve up/1 kerven ⇒ houwen, beitelen; krassen, graveren/beeldhouwen in; splijten♦voorbeelden:carve from marble • uit marmer houwencarve wood into a figure • uit hout een figuur snijden→ carve out carve out/ -
3 chop
n. slag; hakbijl; gehakt vlees; stempel; commercieel merk--------v. hakken; afhakkenchop1[ tsjop]1 houw ⇒ hak, slag♦voorbeelden:II 〈 meervoud〉♦voorbeelden:————————chop2〈 chopped〉1 hakken ⇒ kappen, houwen♦voorbeelden:1 chop at something/someone • naar iemand/iets uithalen2 chop and change • erg veranderlijk zijn, vaak van mening veranderenwhy do you chop about so much? • waarom ben je toch zo veranderlijk?the wind chopped about/around • de wind schiftte voortdurendII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 hakken ⇒ kappen, houwen♦voorbeelden:chop down trees • bomen omhakkenchop off branches • takken afhakken -
4 slash
n. houw, slag; snee, jaap; schuine streep; drastische verlaging--------v. erop inhakken; houwen; snijden; striemen; drastisch verlagen; scherp bekritiserenslash1[ slæsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————slash21 houwen2 snijden3 striemen♦voorbeelden: -
5 banker
n. iemand die in een bank werkt; bankier; cassière; deler die de bank in het casino houdt; iemand die verantwoordelijk is voor de bank in een kaartspel; steviggebouwde houten of stenen werkbank gebruikt door beeldhouwers om hun werk te steunen tijdens het kerven of door steenhouwers gebruikt om hun werk te houwen; (Nieuw Zeeland en Australië) rivier die buiten zijn oevers treedt (Informeel)[ bængkə]1 bankier -
6 carve from marble
carve from marble -
7 carve out
carve out1 uitsnijden ⇒ afsnijden, (uit)houwen♦voorbeelden:he carved out a name for himself • hij heeft zich met veel moeite een naam opgebouwd -
8 cut down
adj. afsnijding,korter maken,lager maken (van prijzen)--------v. minderen; goedkopercut down1 minderen♦voorbeelden:1 you smoke too much, try to cut down a bit • je rookt te veel, probeer wat te minderenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 kappen ⇒ omhakken/houwen, vellen3 inperken ⇒ beperken, verminderen♦voorbeelden:cut down one's enemy • zijn vijand vellen/neersabelen3 cut down one's expenses • zijn bestedingen/uitgaven beperken -
9 face
n. gezicht--------v. tegenover iemand staan, tot iemand wenden, voor iemand staan, tegenoverstellen, afwachten; dekken; verwijzen; houwenface1[ fees] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 aanzien ⇒ reputatie, goede naam4 〈 benaming voor〉 (belangrijkste) zijde ⇒ oppervlak, bodem 〈 aarde〉; gevel, voorzijde; 〈 techniek, technologie〉 loopvlak, draagvlak; wijzerplaat 〈 klok〉; 〈 mijnwezen〉 pijler, front; kant, wand 〈 berg〉♦voorbeelden:meet someone face to face • iemand onder ogen komenshow one's face • zijn gezicht laten zienbefore one's face • voor iemands ogenshe shut the door in my face • ze gooide de deur (vlak) voor mijn neus dichtin (the) face of • ondanks, tegenoverin the face of, to someone's face • in aanwezigheid vanlaugh in someone's face • iemand in zijn gezicht uitlachenmake/pull faces/a face at someone • een gezicht tegen iemand trekken3 lose (one's) face • zijn gezicht verliezen, afgaansave (one's) face • zijn figuur reddenhave the face to • de brutaliteit hebben omset one's face against something • ergens tegen gekant zijnthrow something in someone's face • iemand iets voor de voeten gooien/verwijtenwipe something off the face of the earth • iets volkomen doen verdwijnenon the face of it • op het eerste gezicht————————face21 uitzien ⇒ het gezicht/de voorkant toekeren, uitzicht hebben♦voorbeelden:face up to the truth • de waarheid onder ogen zien/accepterenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 let's face it, … • laten we wel wezen, …face something out • zich ergens met lef doorheen slaanthe picture facing the title page • de illustratie tegenover het titelblad -
10 hack at something
hack at somethingin iets hakken, op iets in houwen -
11 hew
v. kappen; omhakken[ hjoe:] 〈voltooid deelwoord ook hewn [hjoe:n]〉1 houwen ⇒ sabelen, (be)kappen♦voorbeelden:hew off • afhakkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
12 quarry
n. wild, prooi; slachtoffer; steengroeve; ruit (v.e. raam)--------v. graven; zoeken; uitgraven, opdelvenquarry1[ kworrie] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: quarries〉————————quarry2〈werkwoord; quarried〉♦voorbeelden: -
13 stone cutting
steenhouwen (houwen in beelden voor vormgeving van speciaal beeld, afbikken van stenen, aanpassen van stenen)
См. также в других словарях:
hauen — bearbeiten; behauen; kloppen (umgangssprachlich); prügeln; dreschen (umgangssprachlich); schlagen; boxen * * * hau|en [ hau̮ən], haute/hieb, gehauen: 1. a) & … Universal-Lexikon
hawwan — *hawwan, *hauan germ., stark. Verb: nhd. hauen, schlagen; ne. hew, hit (Verb); Rekontruktionsbasis: an., ae., afries., anfrk., as., ahd.; Vw.: s. *bi , *far , *ga , *uz ; Etymologie … Germanisches Wörterbuch
Haudegen — 2Degen »Stichwaffe«: Das seit dem 15. Jh. bezeugte Wort (spätmhd. degen) ist entlehnt aus ostfrz. degue (frz. dague) »langer Dolch«, das seinerseits auf das nach seiner Herkunft unerklärte provenz. daga »Dolch« zurückgeht. Es bezeichnete zunächst … Das Herkunftswörterbuch
hauen — hauen: Mhd. houwen, ahd. houwan »‹ab , nieder , zer›hauen, schlagen; stechen; behauen, bearbeiten; ‹ab›schneiden; mähen, ernten«, niederl. houwen »hauen; schlagen; hacken«, engl. to hew »hauen; hacken, fällen; behauen, bearbeiten«, schwed. hugga… … Das Herkunftswörterbuch
Haue — hauen: Mhd. houwen, ahd. houwan »‹ab , nieder , zer›hauen, schlagen; stechen; behauen, bearbeiten; ‹ab›schneiden; mähen, ernten«, niederl. houwen »hauen; schlagen; hacken«, engl. to hew »hauen; hacken, fällen; behauen, bearbeiten«, schwed. hugga… … Das Herkunftswörterbuch
Hauer — hauen: Mhd. houwen, ahd. houwan »‹ab , nieder , zer›hauen, schlagen; stechen; behauen, bearbeiten; ‹ab›schneiden; mähen, ernten«, niederl. houwen »hauen; schlagen; hacken«, engl. to hew »hauen; hacken, fällen; behauen, bearbeiten«, schwed. hugga… … Das Herkunftswörterbuch
William Schaw — (c. 1550 ndash; 1602) was Master of Works to James VI of Scotland, and was an important figure in the development of freemasonry.BiographyWilliam Schaw was the second son of John Schaw of Broich, and grandson of Sir James Schaw of Sauchie. The… … Wikipedia
The Tellers — Pays d’origine Belg … Wikipédia en Français
Charles Weldon Cannon — Charles Weldon Tooter Cannon Born January 14, 1915(1915 01 14) Afton, Dickens County, Texas, USA Died March 14, 1997(1997 03 14) (aged 82) Lubbock, Texas Nationality … Wikipedia
heuen — heu|en 〈V. intr.; hat〉 Heu machen * * * heu|en <sw. V.; hat [mhd. höuwen; zu ↑ Heu] (österr., schweiz., sonst landsch.): Heu machen, Heu ernten: eine frisch geheute Wiese (eine Wiese, auf der vor Kurzem Heu geerntet wurde). * * * heu|en <sw … Universal-Lexikon
hauen — Vst. std. (9. Jh., bihouwen 8. Jh.), mhd. houwen, ahd. houwan, as. hauwan Stammwort. Aus g. * haww a Vst. hauen , auch in anord. ho̧ggva, ae. hēawan, afr. hāwa, houwa. Aus ig. * kowə hauen, schlagen in lit. káuti schlagen, hauen, umbringen ,… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache