-
1 strongarm
adj. hardhandig--------v. hardhandig -
2 грубый
adj1) gener. hondsbrutaal (Er wordt gezegd dat de jeugd van tegenwoordig hondbrutaal is), groof, bars, boers, bot, bruut, grof, hannekemaaier, onzacht, plomp, rauw, rauwig, ruig, mop, Spaans, bokachtig, brusk, bruusk, buffelachtig, croupier, een ongelikte beer, gemeen, globaal (о подсчёте), grovelijk, hardhandig, honds, onbeschaafd, onbeschoft, onhebbelijk, ploertig, pummelachtig, pummelig, roffelig, rouw, ruw, stroef, vlegelachtig2) liter. onbehouwen3) law. grove (правильная словарная форма: grof) -
3 cart off a prisoner
cart off a prisoner -
4 cart
n. wagon; wagen--------v. vervoeren in een kar, binnenhalencart1[ ka:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 kar♦voorbeelden:————————cart2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:cart off a prisoner • een gevangene (hardhandig) afvoeren -
5 drub
v. afrossen, slaan; stampen♦voorbeelden: -
6 manhandle
v. ruw aanpakken; hardhandig verschuiven[ mænhændl, -hændl]1 ruw behandelen ⇒ toetakelen, afranselen -
7 rough
adj. hard; ruw, grof; onbewerkt--------adv. ruw, grof, bars, streng, hardhandig, moeilijk; ruig; oneffen; ongeslepen--------n. gewelddadige kerel; iets in het klad geschreven; tegenslag--------v. ruw maken, ruw worden; zich gewelddadig gedragen; preliminair voorbereiden, in kort omschrijvenrough1[ ruf]3 ruwe staat ⇒ onbewerkte/onvoltooide staat♦voorbeelden:————————rough2〈bijvoeglijk naamwoord; roughness〉1 ruw ⇒ ruig, oneffen4 ruw ⇒ scherp, naar; wrang van smaak5 ruw ⇒ schetsmatig, niet uitgewerkt♦voorbeelden:3 rough behaviour • wild/baldadig gedrag4 rough luck • pech, tegenslaga rough time • een zware tijdrough wine • wrange wijnit is rough on him • het is heel naar voor hemrough justice • min of meer rechtvaardige behandelingrough quarter of the town • gevaarlijke buurt→ roughly roughly/————————rough3〈 werkwoord〉♦voorbeelden:¶ rough it • zich behelpen, op een primitieve manier leven————————rough4〈 bijwoord〉2 wild ⇒ ruw, woest♦voorbeelden:live rough • zwerven, in de open lucht leven -
8 strong-arm
-
9 brutalité
brutalité [bruutaalietee]〈v.〉1 ruwheid ⇒ bruutheid, meedogenloosheid, hard(handig)heidf1) ruwheid, hard(handig)heid2) geweld(daad) -
10 dentelle
dentelle [dãtel]〈v.〉♦voorbeelden:en dentelle • kantenne pas faire dans la dentelle • hardhandig optreden, grof te werk gaanf -
11 main
main [mẽ]〈v.〉1 hand ⇒ handbreedte, voorhand3 haak ⇒ handvat, ring♦voorbeelden:1 la main sur la conscience • met de hand op het hart, eerlijkde main de maître • met meesterhandà main armée • gewapenderhandmettre la dernière main à qc. • de laatste hand aan iets leggen(à) main droite, gauche • (naar) rechts, linksavoir la main ferme • gezag hebbenavoir la haute main sur qc. • ergens de lakens uitdelenavoir la main heureuse • geluk hebbenil a la main leste • hij heeft zijn handen los zittendessin à main levée • tekening uit de losse handavoir les mains liées • met handen en voeten gebonden zijnde longue main • sedert lang, lang van tevorenun article préparé de longue main • een artikel waar lang aan gewerkt isne pas y aller de main morte • er flink op los slaan; overdrijvenà pleines mains • overvloedigavoir la main prompte • losse handen hebben, er gauw op los slaanpolitique de la main tendue • verzoeningspolitiekavoir les mains vides • met lege handen staanbattre des mains • klappen, applaudisserenchanger de main • van eigenaar verwisselendemander la main d'une jeune fille • de hand van een meisje vragendonner la main à qn. • iemand helpense faire la main • zich oefenenun tricot fait main • een handgebreid vestflanquer la main sur la figure à, de qn. • iemand een klap in zijn gezicht gevenforcer la main à qn. • iemand voor het blok zettenjoindre les mains • de handen vouwenlever, porter la main sur qn. • iemand (gaan) slaanmettre, prêter la main à qc. • iets ondernemen, aan iets werkenmettre la main dessus • in beslag nemen, aanhoudenmettre la main sur qc. • de hand op iets leggen, iets terugvindenmettre la main sur qn. • iemand arresteren; iemand terugvindenen mettre sa main au feu • zijn hand ervoor in het vuur stekenpasser la main dans le dos de qn. • voor iemand kruipenperdre la main • z'n vaardigheid kwijtrakenl'affaire va vous péter dans la main • de zaak zal als een zeepbel uit elkaar spatten, zal volledig de mist in gaanporter la main sur qn. • iemand een klap gevenprendre qn. la main dans le sac • iemand op heterdaad betrappenserrer la main à qn. • iemand de hand drukkentendre la main • bedelenen venir aux mains • handgemeen worden〈 sport en spel〉 il y a main! • hands!haut les mains! • handen omhoog!〈 figuurlijk〉 haut la main • zonder enige moeite, met glansfrein à main • handremtomber aux, entre, dans les mains de qn. • in iemands handen vallend' une main • met één handmanger dans la main de qn. • uit iemands hand eten, tam zijnmarcher la main dans la main • hand in hand lopen; 〈 figuurlijk〉 in volledige overeenstemming handelende la main à la main • onderhands, ‘in 't handje’de première main • uit de eerste handtravailler de ses mains • met zijn handen werkenêtre en bonnes mains • in goede handen zijnmener un cheval en main • een paard bij de toom leidence livre est en main • dit boek is uitgeleend, in gebruikprendre en main qc. • iets ter hand nementenir en main la situation • de toestand in de hand hebbenentre les mains de qn. • in iemands handen, onder iemands hoedemener par la main • met de hand leidense prendre par la main • zich vermannensous main • onder(s)hands, heimelijkje n'ai pas mon dictionnaire sous la main • ik heb mijn woordenboek niet bij de handmain courante • trapleuning, zeerelingmain de toilette • washandjefaire main basse sur qc. • iets achteroverdrukkenjouer à (la) main chaude • blindemannetje spelen〈 informeel〉 c'est du cousu main • dat is te gek, dat is puik, áfpremière main • eerste naaisterf1) hand2) handbreedte3) poot, klauw4) handvat5) boek papier [25 vel]6) handschrift -
12 avoir la main lourde
avoir la main lourdehardhandig zijn; 〈 figuurlijk〉streng straffen, te veel afwegen -
13 ne pas faire dans la dentelle
ne pas faire dans la dentellehardhandig optreden, grof te werk gaanDictionnaire français-néerlandais > ne pas faire dans la dentelle
-
14 triturer
-
15 grov
1) zwaar2) bot3) drukkend4) grof5) lomp6) hardhandig7) ruw -
16 sträv
1) onkies2) bruut3) cru4) hardhandig5) grof -
17 unfriedlich
unfriedlich1 niet vreedzaam ⇒ hardhandig; strijdzuchtig
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Нидерландский
- Русский
- Французский
- Шведский