-
1 hard and fast
onovertreedbare regel -
2 hard and fast rule/line
hard and fast rule/linevaste regel, stalen wet -
3 hard and fast rule
ijzeren regel -
4 established hard and fast rules
stelde vaste regels -
5 hard
adj. hard--------adv. met inspanning; naast-hard1[ ha:d]1 hard ⇒ vast(staand); krachtig; taai, robuust3 moeilijk ⇒ hard, lastig♦voorbeelden:hard currency • harde valutahard drink/liquor • sterkedrankhard drug • harddrugtake some hard knocks • harde klappen krijgen, het zwaar te verduren hebbena hard winter • een felle/strenge winterhard and fast rule/line • vaste regel, stalen weta hard case • een onverbeterlijk/moeilijk geval〈Amerikaans-Engels; informeel〉 hard sell • harde/agressieve verkoopmethodelearn something the hard way • door bittere ervaring lerenbe hard (up)on someone • onaardig/streng zijn tegen iemandshe gave him a hard time • hij kreeg het zwaar te verduren van haar(fall on) hard times • moeilijke tijden (beleven)hard to believe • moeilijk te gelovenhard of hearing • slechthorend, hardhorend¶ hard cash • baar geld, kende munthard feelings • wrok(gevoelens), rancuneno hard feelings? • even goede vrienden?hard luck/ 〈 Brits-Engels〉 lines • pech, tegenslagas hard as nails • ongevoelig, onverzoenlijkplay hard to get • moeilijk doen, zich ongenaakbaar opstellenhard by • vlakbijbe hard on something • iets vlug verslijten→ hard up hard up/II 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉1 hard ⇒ ijverig, energiek♦voorbeelden:1 a hard drinker • een stevige/zware drinkera hard worker • een harde werker————————hard2〈 bijwoord〉1 hard ⇒ krachtig, inspannend, zwaar♦voorbeelden:be hard done by • te kort gedaan/benadeeld zijnlook hard • aandachtig kijkenthink hard • diep nadenkenbe hard on someone's heel(s)/trail • iemand op de hielen zittentraditions/old habits die hard • tradities/vaste gewoonten verdwijnen niet gauwtake something hard • iets zwaar opnemen, zwaar lijden onder iets -
6 fast
adj. snel; vlug; vast; sterk; stevig; achter pleziertjes aangaand--------adv. snel; hard; vóór; geraffineerd; vast; trouw--------n. vast (het niet eten); vasten, lijden--------v. vastenfast1[ fa:st] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————fast21 vast ⇒ stevig, hecht♦voorbeelden:make fast • stevig vastmakenfast lane • er rijbaan, inhaalstrook 〈 van autoweg〉fast train • sneltreinlive in the fast lane • een jachtig/hectisch leven leidenfast and furious • uitbundig〈 slang〉 pull a fast one on someone • met iemand een vuile streek uithalen, iemand afzetten————————fast3〈 werkwoord〉1 vasten————————fast4〈 bijwoord〉2 snel ⇒ vlug, hard♦voorbeelden:hold fast to something • iets stevig vasthouden -
7 nice and warm/fast
nice and warm/fastlekker warm/hard -
8 make
n. merk--------v. maken; vervaardigen; veroorzaken; creërenmake1[ meek]1 merk2 natuur ⇒ karakter, soort♦voorbeelden:2 maaksel ⇒ fabrikaat, makelij♦voorbeelden:2 of bad make • van slechte makelij, van slecht fabrikaatthat young man is really on the make • die jongeman is een echte streber————————make21 doen ⇒ zich gedragen, handelen♦voorbeelden:we were making toward(s) the woods • wij gingen naar de bossen¶ make believe • spelen, doen alsofyou'll have to make do with this old pair of trousers • je zult het met deze oude broek moeten doenmake away/off • 'm smeren, ervandoor gaanmake away with oneself • zich van kant makenmake away with • doden; meenemen, jattenmake off with • weg/meenemen, jattenmake at someone • op iemand afstormen〈Amerikaans-Engels; informeel〉 make with • komen met, brengen; doen, uitvoerenmake with the drinks, I'm parched • kom op met de drank(jes), ik heb een vreselijke dorstmake with the show • kom op met de show, voer de show opII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 maken ⇒ bouwen, fabriceren; scheppen; voortbrengen, veroorzaken; bereiden; (op)maken, opstellen 〈 wet, testament〉2 in een bepaalde toestand/positie brengen ⇒ maken, vormen; maken tot, benoemen tot/als3 (ver)krijgen ⇒ (be)halen, binnenhalen 〈 winst〉, hebben 〈 succes〉; lijden 〈 verlies〉; verdienen; scoren, maken 〈punt enz.〉4 laten ⇒ ertoe brengen, doen, maken dat, dwingen5 voorstellen als ⇒ doen lijken op, afschilderen (als)7 worden ⇒ maken, zijn8 (geschikt) zijn (voor) ⇒ (op)leveren, worden9 afleggen ⇒ overbruggen, doen10 bereiken ⇒ komen tot, halen 〈 snelheid〉, gaan; halen, pakken 〈 trein〉; zien, in zicht krijgen 〈 land〉; bereiken 〈 rang〉, worden ⇒ komen in, halen 〈 ploeg〉11 doen 〈 met handeling als object〉 ⇒ verrichten, uitvoeren 〈 onderzoek〉; geven 〈 belofte〉; nemen 〈 proef〉; houden 〈 redevoering〉♦voorbeelden:1 make coffee/tea • koffie/thee zettenmake dinner • het warme eten klaarmakenmake a house • een huis bouwenGod made man • God schiep de mensmake room • plaats makenmake over a dress • een jurk vermaken/verstellenmake a chair from paper • een stoel van papier makena bridge made of stone • een brug van steen, een stenen brugthey made a cupboard out of oak • zij maakten een kast van eikenhoutthat boy's as fast/bad as they make 'em • die jongen is zo snel/slecht als maar kanthe letter made mother happy • de brief maakte moeder blijthe workers made him their spokesman • de arbeiders maakten hem tot hun woordvoerdermake the news public • het nieuws openbaar makenmake over something (into) • iets ombouwen (tot), iets veranderen (in)make a stone into an axe • van een steen een bijl makenyou've made such a happy man out of me • je hebt van mij zo'n gelukkig mens gemaaktmake a profit of two guilders • een winst van twee gulden maken〈 kaartspel〉 make a trick • een slag maken/binnenhalenhe made a lot on this deal • hij verdiende een hoop aan deze transactie4 you think you can make this old car ride again • je denkt deze oude wagen weer aan de praat te kunnen krijgenthe police made Randy sign the confession • de politie dwong Randy de bekentenis te tekenenthe story made her laugh • het verhaal maakte haar aan het lachenTom was made to tell his adventures once more • Tom moest zijn avonturen nog eens vertellenshe made the food go round • ze zorgde ervoor dat er genoeg eten was voor iedereenhe made himself heard by speaking loud and clear • hij maakte zichzelf verstaanbaar door hard en duidelijk te sprekenyou can't make me • je kunt me niet dwingen5 this book makes the Second Worldwar end in 1943 • dit boek laat de Tweede Wereldoorlog eindigen in 1943the director made Macbeth a villain • de regisseur maakte van Macbeth een schurk6 what do you make the time? • hoe laat heeft u het?I make it seven thirty • ik heb het half achtthree and four make seven • drie en vier is zeventhat makes three who want whisky • dat zijn er drie die whisky willenthat novel makes pleasant reading • die roman laat zich lekker lezenshe will make you the perfect secretary • zij zal de volmaakte secretaresse voor je zijnthe man is made for this job • de man is geknipt voor deze baanafter that he made major • daarna werd hij majoorthis car makes a hundred and thirty km/h • deze auto haalt honderddertig km/umake the front pages • de voorpagina's halenmake port • de haven binnenlopenI wonder how that player could make this team • ik vraag me af hoe die speler in dit team kon komen/rakenmake it • op tijd zijn, het halen; 〈 figuurlijk〉succes hebben, slagenhave it made • geslaagd zijn, op rozen zitten11 make a decision • een beslissing nemen, beslissenmake an effort • een poging doen, pogenmake a phone call • opbellenmake war against/on/with • oorlog voeren tegen/metthis new film will make him or break him • met deze nieuwe film is het erop of eronder voor hemmake something do • zich met iets behelpenyou'll have to make this bike do • je zult het met deze fiets moeten doen〈 slang〉 make it • het doen, een nummertje maken, naaienlet's make it next week/Wednesday • laten we (voor) volgende week/woensdag afsprekenmake little of • onbelangrijk vinden; weinig hebben aan, weinig profijt trekken van; weinig begrijpen vanhe made little of this wonderful opportunity • hij deed weinig met deze prachtkansmake much of • belangrijk vinden; veel hebben aan; veel begrijpen van; veel werk maken van 〈 bijvoorbeeld meisje〉they never made much of reading at home • thuis vonden ze lezen nooit belangrijkmake nothing of • gemakkelijk doen (over), geen probleem maken van; niets begrijpen van〈 informeel〉 want to make something of it? • zocht je soms mot?, knokken?〈 informeel〉 that makes two of us • dat geldt ook voor mij, hier idem ditomake over (to) • vermaken (aan), overmaken (aan), toewijzen (aan) 〈geld e.d.〉what do you make of that story? • wat denk jij van dat verhaal?they couldn't make anything of my notes • ze begrepen niets van mijn aantekeningen -
9 nice
adj. aardig, mooi, prettig; lekker; sympatiek; goed[ najs] 〈nicer; niceness〉2 mooi ⇒ goed, fraai♦voorbeelden:not very nice • niet zo aardig, vervelend2 nice work! • goed zo!nice to meet you • aangenaamnice to have met you • het was me aangenaamhave a nice day • nog een prettige dag, tot ziens4 a nice observer • een oplettend/subtiel observatornice and warm/fast • lekker warm/hard
См. также в других словарях:
Hard and fast — Hard Hard (h[aum]rd), a. [Compar. {Harder} ( [ e]r); superl. {Hardest}.] [OE. hard, heard, AS. heard; akin to OS. & D. hard, G. hart, OHG. herti, harti, Icel. har[eth]r, Dan. haard, Sw. h[*a]rd, Goth. hardus, Gr. kraty s strong, ka rtos, kra tos … The Collaborative International Dictionary of English
hard-and-fast — UK US (also hard and fast) adjective ► definite and not to be changed, avoided, or ignored: »hard and fast deadlines/plans/guidelines hard and fast evidence/facts/answers »With whale research, hard and fast facts are difficult to come by. »There… … Financial and business terms
Hard and fast — Fast Fast, a. [Compar. {Faster}; superl. {Fastest}.] [OE., firm, strong, not loose, AS. f[ae]st; akin to OS. fast, D. vast, OHG. fasti, festi, G. fest, Icel. fastr, Sw. & Dan. fast, and perh. to E. fetter. The sense swift comes from the idea of… … The Collaborative International Dictionary of English
hard-and-fast — adjective 1. ) not able to be changed: hard and fast rules/regulations 2. ) clear and not able to be questioned: hard and fast distinctions … Usage of the words and phrases in modern English
hard-and-fast — adj. invariable; firmly established; as, hard and fast regulations. Syn: strict. [WordNet 1.5] … The Collaborative International Dictionary of English
hard-and-fast — hard′ and fast′ adj. strongly binding; not to be set aside or violated: hard and fast rules[/ex] • Etymology: 1865–70 hard′ and fast′ness, n … From formal English to slang
hard-and-fast — adj [only before noun] clear, definite, and always able to be used ▪ It is impossible to give hard and fast rules , but here are some points to consider … Dictionary of contemporary English
hard-and-fast — hard and fastness, n. /hahrd n fast , fahst /, adj. strongly binding; not to be set aside or violated: hard and fast rules. [1865 70] Syn. fixed, precise, inflexible, inviolable, rigorous, unambiguous. * * * … Universalium
hard and fast — ► hard and fast (of a rule or distinction) fixed and definitive. Main Entry: ↑hard … English terms dictionary
hard-and-fast — adjective (of rules) stringently enforced hard and fast rules • Syn: ↑strict • Similar to: ↑invariable • Derivationally related forms: ↑strictness (for: ↑ … Useful english dictionary
hard and fast — ADJ: usu with brd neg, usu ADJ n If you say that there are no hard and fast rules, or that there is no hard and fast information about something, you are indicating that there are no fixed or definite rules or facts. There are no hard and fast… … English dictionary