-
1 circuleren
-
2 circuleren
-
3 circuleren
циркулировать; обращаться; распространяться; быть в обращении; циркулировать обращаться; распространяться ходить* * *гл.общ. быть в обращении, обращаться, распространяться, циркулировать -
4 circuleren
v. circulate, move around, move from place to place; distribute, pass around, hand out -
5 circuleren
ww -
6 circuleren
cirkulera -
7 circuleren
circuler -
8 een gerucht laten circuleren
een gerucht laten circuleren -
9 geruchten laten circuleren
geruchten laten circulerenput about/circulate rumoursVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > geruchten laten circuleren
-
10 laten circuleren
гл.общ. распространять (листовки и т.п.) -
11 циркулировать
circuleren, in omloop zijn -
12 circuler
circuler [sierkuulee]〈 werkwoord〉♦voorbeelden:1 circulez! • doorlopen!, doorrijden!v1) circuleren3) doorrijden, doorlopen -
13 быть в обращении
vgener. circuleren -
14 обращаться
v -
15 распространять
-
16 распространяться
v1) gener. kankeren, omlopen, rondlopen, zich uitbreiden, zich uitstrekken (tot-íà), zich voortplanten, aanwoekeren, circuleren, in omloop zijn (о слухах), om zich heen grijpen (о болезни и т.п.), uitweiden, veld winnen (о мнении), voortwoekeren, zich verbreiden, zich verspreiden2) liter. klinken (о славе и т.п.) -
17 циркулировать
vgener. circuleren, door de aderen omlopen (о крови), in omloop zijn -
18 circularize
-
19 circulate
v. vrij rondlopen; uitdelen, ronddelen; bekend maken[ sə:kjəleet] -
20 pass
n. pas; stand van zaken; doorgang; slagen bij een examen; doorgeven van een bal; handbeweging--------v. voorbijgaan, passeren; aangeven; slagen; inhalen; goedkeurenpass1[ pa:s] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 passage ⇒ (berg)pas; doorgang, vaargeul♦voorbeelden:it/things had come to such a pass that • het was zo ver gekomen dat————————pass21 (verder) gaan ⇒ (door)lopen, voortgaan2 voorbijgaan ⇒ passeren; voorbijkomen; overgaan, eindigen3 passeren ⇒ er door(heen) (ge)raken/komen6 aanvaard/aangenomen worden ⇒ slagen 〈 voor examen(onderdeel)〉; door de beugel kunnen 〈 grove taal bijvoorbeeld〉10 overgemaakt/overgedragen worden♦voorbeelden:pass from a solid to an oily state • van een vaste in een olieachtige stof overgaanpass to other matters • overgaan naar/tot andere zakenpass on the left • s inhalenpass unnoticed • niet opgemerkt wordeneverything must pass • aan alles moet een einde komenno passing (permitted) • geen doorgangplease, let me pass • mag ik er even langswe are only passing through • we zijn enkel op doorreispass as/for • doorgaan voor, dienen alscome to pass • gebeuren〈 juridisch〉 pass on/upon a constitutional question • een uitspraak doen/vonnis vellen over een grondwettelijke kwestie→ pass away pass away/, pass between pass between/, pass by pass by/, pass into pass into/, pass off pass off/, pass on pass on/, pass out pass out/, pass over pass over/, pass through pass through/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 passeren ⇒ voorbijlopen, voorbijtrekken2 oversteken ⇒ gaan/lopen door, komen over4 goedkeuren ⇒ aanvaarden, bevestigen5 slagen in/voor6 komen door ⇒ aanvaard/bekrachtigd worden door♦voorbeelden:pass the salt • het zout doorgevenpass the word (a)round • vertel het verderpass in • inleverenpass an opinion • een oordeel/idee geven
- 1
- 2
См. также в других словарях:
zirkulieren — Vsw erw. fach. (15. Jh.) mit Adaptionssuffix. Entlehnt aus ml. circulāre sich im Kreis herumbewegen zu l. circus Kreis (Zirkus). Abstraktum: Zirkulation; Konkretum: Zirkular. Ebenso nndl. circuleren, ne. circulate, nfrz. circuler, nschw.… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache