-
1 screen off
afschermen -
2 to fence
afschermen -
3 to guard
afschermen -
4 to protect
afschermenbeschermenbeveiligen -
5 to screen
afschermenzeven -
6 screen
n. scherm; koorhek; afscheiding; doek; vermomming; schild; vitrage; korf--------v. afschermen, afschutten, beschermen, dekken (soldaat); verbergen, camoufleren; doorlichten, screenen; vertonen; verfilmenscreen1[ skrie:n] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 doek ⇒ projectiescherm; beeldscherm5 hor♦voorbeelden:under screen of night • onder dekking van de nacht————————screen2II 〈 overgankelijk werkwoord〉4 zeven5 doorlichten ⇒ op geschiktheid testen, screenen♦voorbeelden:screen out the light • het licht buiten houdenscreen someone from something • iemand voor iets behoeden -
7 insulate
v. isoleren; afschermen[ insjoeleet] -
8 shade
n. schaduw; schuilplaats; nuance; vuiltje; luik; geest; kap; tint; scherm; achtergrond--------v. beschutten, beschermen; afschermen; arceren; geleidelijk overgaan in (v. kleuren)shade1[ sjeed]4 schim ⇒ geest, spook5 tikkeltje ⇒ ietsje, beetje♦voorbeelden:♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 cast someone/something into the shade, put someone/something in the shade • iemand/iets overtreffen/overschaduwenIV 〈 meervoud〉♦voorbeelden:————————shade2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:the trees shaded the little square • het pleintje lag in de schaduw van de bomen -
9 curtain off
curtain off -
10 curtain
n. gordijn, scherm--------v. afsluiten met gordijnencurtain1[ kə:tn]4 〈 verkorting〉[curtain call]♦voorbeelden:the Iron/Bamboo Curtain • het IJzeren/Bamboe Gordijndraw the curtains • de gordijnen dichtdoen2 ring up/down the curtain (on something) • het signaal geven om het doek op te halen/neer te laten; 〈 figuurlijk〉het begin/einde van iets aangeven, in/uitluidencurtain is at 8.00 p.m. • aanvang der voorstelling: 20 uurcurtain! • tableau!♦voorbeelden:————————curtain2〈 werkwoord〉1 voorzien van/afsluiten met gordijnen♦voorbeelden: -
11 fence off
-
12 mask out part of a negative
mask out part of a negativeeen deel van een negatief afschermen/afdekken -
13 mask
n. masker; verstoppertje; voorwoord--------v. maskeren, vermommen; zich vermommen; verbergenmask1[ ma:sk] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————mask2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:¶ mask out part of a negative • een deel van een negatief afschermen/afdekken -
14 screen off one corner of the room
screen off one corner of the roomEnglish-Dutch dictionary > screen off one corner of the room
-
15 seclude
v. afscheiden; verwijderen; afsluiten; eenzaam zijn; als een kluizenaar leven; scheiden (tussen)[ sikloe:d]1 afzonderen ⇒ af/opsluiten, afschermen -
16 to cover
afdekkenafschermenafsluitenbedekkenbeslaandekkenomhullenomkledenomspinnenomwikkelenomwindenoverdekkenvoorzien -
17 to mask
afdekkenafplakkenafschermenmaskeren -
18 to shield
afdekkenafschermen
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский