-
1 John snorted with rage
John snorted with rage -
2 blind with rage
blind with rage -
3 dance with rage/pain
dance with rage/paintrappelen van woede/van de pijn -
4 he became purple with rage
hij liep rood/paars aan van woede -
5 he gasped with rage/surprise
he gasped with rage/surprisezijn adem stokte van woede/verbazing -
6 he seethed with rage
he seethed with rage -
7 his face contorted with rage
his face contorted with rage -
8 inflamed with rage
inflamed with rage -
9 possessed with rage
possessed with rage -
10 was filled with rage
was met woede vervuld -
11 blind
adj. blind; verblind--------n. gordijn; mom; misleiding--------v. verblindenblind1[ blajnd] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 scherm ⇒ jaloezie, zonnescherm, rolgordijn2 voorwendsel ⇒ uitvlucht, dekmantel♦voorbeelden:2 his job is a blind for his spying activities • zijn baantje is een dekmantel voor zijn spionagewerk→ Venetian Venetian/————————blind2〈bijvoeglijk naamwoord; blindness〉2 blind ⇒ zonder begrip, ongevoelig3 blind ⇒ onoverzichtelijk, aan het oog onttrokken♦voorbeelden:as blind as a bat/mole • zo blind als een mol, stekeblindblind faith • blind geloof/vertrouwenhe was blindly groping his way through the forest • tastend zocht hij zijn weg door het bosblindly follow the leader • onvoorwaardelijk de leider volgenblind in one eye • blind aan één oogblind with rage • blind van woedethe blind • de blinden¶ not a blind bit of • geen schijn van, niet de/het minste〈 informeel〉 blind date • afspraak tussen elkaar nog onbekende man en vrouw; elk van de partners daarbijturn a blind eye to something • iets door de vingers zien, een oogje dichtknijpen voor ietsblind letter • onbestelbare brief————————blind3〈 werkwoord〉2 verblinden ⇒ misleiden, begoochelen3 verduisteren ⇒ verbergen, overschaduwen♦voorbeelden:2 blind someone with science • iemand overstelpen/overdonderen met kennis/feiten————————blind4〈 bijwoord〉1 blind(elings) ⇒ ondoordacht, roekeloos♦voorbeelden:1 fly blind • blind/op de instrumenten vliegen -
12 dance
n. dans--------v. dansendance1[ da:ns]2 dansfeest ⇒ bal, dansavond♦voorbeelden:II 〈niet-telbaar zelfstandig naamwoord; the; soms Dance〉————————dance21 dansen ⇒ springen, (staan te) trappelen♦voorbeelden:her eyes danced for/with joy • haar ogen tintelden van vreugdedance to music • op muziek dansendance with rage/pain • trappelen van woede/van de pijnII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 dansen2 doen/laten dansen♦voorbeelden: -
13 gasp
n. hijging, het snakken naar adem--------v. snakken (naar adem), hijgengasp1[ ga:sp] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 snik♦voorbeelden:1 at one's last gasp • bij de laatste ademtocht/snikwith a gasp • met stokkende adem————————gasp22 hijgen ⇒ puffen, snuiven♦voorbeelden:gasp for breath • naar adem snakkenhe gasped with rage/surprise • zijn adem stokte van woede/verbazingII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:gasp out • uitstoten -
14 contort
v. vervalsen; verbuigen[ kənto:t]1 verwrongen/ontwricht/ontzet raken♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verwringen ⇒ vertrekken, ontwrichten -
15 inflame
v. doen ontvlammen; doen gloeien, (doen) ontsteken; doen ergeren[ infleem]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
16 possessed
adj. bezeten[ pəzest]1 bezeten ⇒ geobsedeerd, waanzinnig♦voorbeelden:possessed with rage • buiten zichzelf van woede2 be possessed of • bezitten, in eigendom hebben -
17 purple
adj. paarse; purperen--------n. (kleur) paars; (kleur) purperpurple1[ pə:pl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 purper ⇒ donkerrood, paarsrood♦voorbeelden:2 he was raised to the purple • hij werd met het purper omhangen, hij werd kardinaal¶ he was born in/to the purple • hij was van koninklijke bloede; 〈 figuurlijk〉 hij was van een zeer voornaam geslacht————————purple2〈bijvoeglijk naamwoord; purpler〉1 purper ⇒ donkerrood, paarsrood♦voorbeelden:1 he became purple with rage • hij liep rood/paars aan van woede -
18 seethe
v. zieden, koken, in beroering (beweging) zijn[ sie:ð]♦voorbeelden: -
19 snort
n. gesnuif--------v. snuiven; snuivend uitdrukken; snurkensnort1[ sno:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 gesnuif♦voorbeelden:————————snort21 snuiven♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉
См. также в других словарях:
mad with rage — mad with rage/grief/pain etc/ phrase unable to behave or think in a sensible or controlled way because of great anger, sadness, pain etc Mad with grief, he started smashing plates on the floor. Thesaurus: feeling or expressing strong… … Useful english dictionary
Rage (emotion) — Rage, in psychiatry, is a mental state that is one extreme of the intensity spectrum of anger. When a person experiences rage it usually lasts until a threat is removed or the person under rage maimed/injured or killed. The other end of the… … Wikipedia
with — [ wıð, wıθ ] preposition *** 1. ) together if one person or thing is with another or does something with them, they are together or they do it together: Hannah lives with her parents. chicken served with vegetables and mushrooms I ll be with you… … Usage of the words and phrases in modern English
rage — {{Roman}}I.{{/Roman}} noun 1 great anger ADJECTIVE ▪ blind, pure ▪ blinding, boiling, burning, seething, uncontrollable ▪ homicida … Collocations dictionary
rage — rage1 [reıdʒ] n [U and C] [Date: 1200 1300; : Old French; Origin: Latin rabies anger, wildness , from rabere to be wild with anger ] 1.) a strong feeling of uncontrollable anger ▪ Sobbing with rage, Carol was taken to the hospital. in a rage ▪… … Dictionary of contemporary English
rage — 1 noun (C, U) 1 a strong feeling of uncontrollable anger: His letter had filled her with rage and disappointment. | in a rage: She stormed out of the room in a rage. | fly into a rage (=suddenly become very angry): Major Sanderson instantly flew… … Longman dictionary of contemporary English
rage — I n. anger 1) to provoke, stir up smb. s rage 2) to express; feel rage 3) to fly into a rage 4) (a) blind, towering, ungovernable, violent; jealous; sudden rage 5) a fit, outburst of rage 6) a rage against 7) in a rage 8) (misc.) to quiver with… … Combinatory dictionary
rage — [[t]re͟ɪʤ[/t]] ♦♦♦ rages, raging, raged 1) N VAR Rage is strong anger that is difficult to control. He was red cheeked with rage... I flew into a rage... He admitted shooting the man in a fit of rage. Syn: fury 2) VERB You say that something… … English dictionary
rage — I (New American Roget s College Thesaurus) n. fury, frenzy, wrath, violence; fashion, fad, craze. See desire. v. i. storm, rave, bluster. See excitement, excitability. II (Roget s IV) n. 1. [Violent anger] Syn. fury, wrath, ferocity; see anger .… … English dictionary for students
with */*/*/ — UK [wɪð] / US / UK [wɪθ] / US preposition 1) together if one person or thing is with another or does something with them, they are together or they do it together Hannah lives with her parents. chicken pie served with vegetables and mushrooms I… … English dictionary
with */*/*/ — [wɪθ] , [wɪð] preposition 1) together if one person or thing is with another or does something with them, they are together or they do it together Hannah lives with her parents.[/ex] chicken pie served with vegetables and mushrooms[/ex] a problem … Dictionary for writing and speaking English