-
1 zwetsen
♦voorbeelden: -
2 zwetsen
-
3 zwetsen
болтать без умолку; хвалиться; хвастаться* * *гл.общ. болтать без умолку, хвалиться, хвастаться -
4 zwetsen
v. boast, brag, bluster; talk through smb.'s hat -
5 zwetsen
baratiner, faire le malin, fanfarroner -
6 zwetsen
blòf -
7 hij kan enorm zwetsen
hij kan enorm zwetsenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > hij kan enorm zwetsen
-
8 болтать без умолку
vgener. doordraven, tateren, zwetsen, kwebbelen -
9 хвалиться
v1) gener. ophakken, prijken, roemen, zwetsen, glorieren, pochen, pralen (met-÷åì-ô.), protsen, zich beroemen (op-÷åì-ô.)2) liter. paraderen -
10 хвастаться
v1) gener. stoefen (Belg., inf.), banjeren, opsnijden, pralen, bluffen (op- ÷åì-ô.), de boel opscheppen, glorieren, (только inf) grootspreken, ophakken, ophef maken, pochen, pronken, protsen, roemen (op-÷åì-ô.), zich laten voorstaan (op-÷åì-ô.), zich verheffen op (iets), zwetsen2) liter. paraderen
Перевод: с нидерландского на все языки
со всех языков на нидерландский- Со всех языков на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Пенджабский
- Русский
- Французский