-
21 lichaam en ziel
lichaam en ziel -
22 met zijn ziel onder de arm lopen
met zijn ziel onder de arm lopenDeens-Russisch woordenboek > met zijn ziel onder de arm lopen
-
23 tot in het diepste van zijn ziel geroerd
tot in het diepste van zijn ziel geroerdDeens-Russisch woordenboek > tot in het diepste van zijn ziel geroerd
-
24 zich met hart en ziel aan iets wijden
zich met hart en ziel aan iets wijdense donner corps et âme à qc.Deens-Russisch woordenboek > zich met hart en ziel aan iets wijden
-
25 zijn hele ziel leggen in
zijn hele ziel leggen in -
26 zijn ziel aan de duivel verkopen
zijn ziel aan de duivel verkopenDeens-Russisch woordenboek > zijn ziel aan de duivel verkopen
-
27 zijn ziel blootleggen
zijn ziel blootleggen -
28 zijn ziel redden
zijn ziel redden -
29 arm
arm1〈de〉♦voorbeelden:de arm van een stoel • le bras d'un fauteuiliemand een arm geven • donner le bras à qn.de armen ten hemel heffen • lever les bras au cielmet zijn meisje aan de arm • sa petite amie au brasarm aan, in arm lopen • se promener bras dessus, bras dessous〈 figuurlijk〉 iemand in de arm nemen • faire intervenir qn.iemand in zijn armen drukken, sluiten • serrer qn. dans ses brasiemand in de armen drijven van • précipiter qn. dans les bras deiemand in de armen vallen • tomber dans les bras de qn.een kandelaar met twee armen • un chandelier à deux branchesmet de armen over elkaar zitten • être les bras croisészich uit de armen van iemand losrukken • s'arracher des bras de qn.————————arm2♦voorbeelden:een arme vrouw • une femme pauvrede arme vrouw • la pauvre femmearm aan geld • sans argentzo arm als Job • pauvre comme Job -
30 duivel
♦voorbeelden:〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 iemand de duivel aandoen • embêter qn.〈 figuurlijk〉 de duivel hale je! • (que) le diable t'emporte!daar speelt de duivel mee, 't is of de duivel ermee speelt • c'est à croire que le diable s'en mêlede duivel uitdrijven • exorciser le diable〈 figuurlijk〉 loop naar de duivel! • que le diable t'emporte!ik kan hem wel naar de duivel wensen • je voudrais qu'il aille au diable〈 figuurlijk〉 om de duivel niet! • jamais de la vie!voor de duivel en zijn ouwe moer niet bang zijn • ne craindre ni Dieu ni Diablehij is zo gierig als de duivel • il est d'une avarice sordide〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 tekeergaan als een duivel in een wijwatervat • se démener comme un diable dans un bénitier〈 spreekwoord〉 men maakt de duivel altijd zwarter dan hij is • le diable n'est pas si noir qu'on le fait〈 spreekwoord〉 als je van de duivel spreekt, trap je op zijn staart • quand on parle du loup on en voit la queue¶ kom hier, voor de duivel • viens ici, nom d'un chien→ link=ziel ziel -
31 hart
♦voorbeelden:in hart en nieren • dans l'âmevan ganser harte • de tout coeuraan een gebroken hart lijden • avoir le coeur briséhij heeft een goed hart • il a bon coeuriemand een goed hart toedragen • vouloir du bien à qn.het Heilig Hart • le Sacré-Coeureen klein hartje hebben • avoir le coeur tendreiemand een kwaad hart toedragen • être mal disposé envers qn.hij draagt die zaak een warm hart toe • cette affaire lui tient à coeureen zwak hart hebben • avoir le coeur faibleiemands hart breken • briser le coeur de qn.mijn hart draaide om in mijn lijf • 〈 schrikken〉 mon sang n'a fait qu'un tour; 〈 walgen〉 cela me soulevait le coeurhet hart op de juiste plaats dragen, hebben • avoir le coeur bien placé〈 figuurlijk〉 zijn hart aan iets geven • s'engager avec coeur dans qc.heb het hart eens! • ose un peu!het hart op de tong hebben • avoir le coeur sur les lèvreshart voor een zaak hebben • prendre une affaire à coeurik hield mijn hart vast • je frémissais à cette penséemet kloppend hart • le coeur battanthet hart klopte hem in de keel • le coeur lui battait dans la gorgezijn hart luchten (bij iemand) • ouvrir son coeur (à qn.)je kunt je hart ophalen • vous pouvez vous en donner à coeur joiez'n hart uit z'n lijf spugen • rendre tripes et boyauxiemand een hart onder de riem steken • remonter le moral à qn.bij iemand zijn hart uitstorten • ouvrir son âme à qn.zijn hart aan iemand verloren hebben • s'être épris de qn.zijn hart aan iets verpanden • se livrer corps et âme à qc.het hart zonk hem in de schoenen • le coeur lui manquahet aan het hart hebben • souffrir du coeur〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 laat het niet aan je hart komen! • ne t'en fais pas!iemand aan het hart drukken • presser qn. contre son coeurdat gaat hem aan het hart • cela le toucheiemand na aan het hart liggen • être cher à qn.dat ligt mij het naast aan het hart • c'est ce qui me tient le plus à coeurin mijn hart • dans mon for intérieuriemand in zijn hart gesloten hebben • porter qn. dans son coeuriets met hart en ziel doen • faire qc. de tout son coeurzich met hart en ziel aan iets wijden • se donner corps et âme à qc.dat is een man naar mijn hart • c'est un homme selon mon coeur〈 figuurlijk〉 iemand op het hart trappen • blesser qn.iets op zijn hart hebben • avoir qc. sur le coeuriemand iets op het hart drukken, binden • recommander (vivement) qc. à qn.iets niet over zijn hart kunnen verkrijgen • ne pouvoir se résoudre à qc.iets ter harte nemen • prendre qc. à coeurdat gaat mij zeer ter harte • cela me tient fort à coeurdat is mij uit het hart gegrepen • voilà qui est parlervan zijn hart geen moordkuil maken • dire ce qu'on a sur le coeurdat moet mij toch van het hart • je ne peux m'empêcher de le direvan harte gefeliciteerd! • félicitations!hart voor het werk hebben • avoir du coeur à l'ouvrage〈 spreekwoord〉 waar het hart vol van is, loopt de mond van over • la bouche parle de l'abondance du coeur→ link=oog oog -
32 vreugde
♦voorbeelden:uitgelaten vreugde • joie débordantede stad was vol vreugde • la ville était en liessede vreugde over dit weerzien • la joie de cette rencontreopspringen van vreugde • bondir de joiebuiten zichzelf raken van vreugde • être fou de joiezij beleven veel vreugde aan hun kinderen • leurs enfants sont une grande joie pour eux→ link=ziel ziel -
33 zich uit de armen van iemand losrukken
Deens-Russisch woordenboek > zich uit de armen van iemand losrukken
-
34 zij beleven veel vreugde aan hun kinderen
zij beleven veel vreugde aan hun kinderen→ link=ziel zielDeens-Russisch woordenboek > zij beleven veel vreugde aan hun kinderen
-
35 God
1 [de Schepper] Dieu♦voorbeelden:Gods wegen zijn ondoorgrondelijk • les voies du Seigneur sont impénétrableszo waarlijk helpe mij God almachtig • (je le jure) devant Dieu et devant les hommeshet is Gods onmogelijk! • c'est pas Dieu possible!hij mag God wel (op zijn blote knieën) danken • il peut bénir les dieuxhet is God geklaagd • c'est révoltantalles doen wat God verboden heeft • n'en faire qu'à sa têteGod zegene de greep • à-Dieu-va(t)mijn God! • mon Dieu!ik zou het bij God niet weten • je n'en ai pas la moindre idéebij God, hij is niet rijk • Dieu sait qu'il n'est pas richevan God en iedereen verlaten • abandonné de Dieu et des hommeser is één (enige) God • Dieu est unleven als God in Frankrijk • vivre comme un coq en pâteGod hebbe zijn ziel! • que Dieu ait son âme!God beware me! • (que) Dieu m'en garde!God zij dank! • Dieu soit loué!God vergeve me! • que Dieu me pardonne!moge God verhoeden dat • à Dieu ne plaise queben je nou helemaal van God los? • tu es dingue ou quoi? 〈+ aanvoegende wijs〉→ link=mens mens -
36 balsem
-
37 bezield
-
38 diep
♦voorbeelden:een diep decolleté • un décolleté profondin diepe gedachten verzonken • plongé dans ses penséesdiep medelijden met iemand hebben • compatir sincèrement au chagrin de qn.twee meter diep • profond de deux mètresin diepe rouw • en grand deuileen diepe stem • une voix gravezes voet diep onder de grond liggen • être à six pieds sous terrehet water is hier diep • l'eau est profonde à cet endroitdiep blauw • (un) bleu profonddiep ongelukkig zijn • être profondément malheureuxhet is diep treurig • c'est très tristediep ademhalen • respirer à fondde plank boog diep door • la planche plia très fortdiep buigen • s'incliner profondémentdiep in iets doordringen • pénétrer au coeur de qc.dat vooroordeel is diep geworteld • ce préjugé est profondément enracinézijn ogen lagen diep • ses yeux étaient enfoncés dans leurs orbitesdiep nadenken • réfléchir profondémentiemand diep vernederen • écraser qn. de son méprisdiep zinken, vallen • tomber bien bashet zit niet erg diep bij hem • il est superficieldiep in zijn hart • dans son for intérieurdiep in het bos • tout au fond du boisdiep in Rusland • au fin fond de la Russiediep onder de dekens kruipen • s'enfoncer profondément sous les couverturesdie twisten duurden tot diep in de 19e eeuw • ces querelles se prolongèrent bien avant dans le XIXe siècle〈 figuurlijk〉 iemand in het diepe gooien • mettre qn. dans le bainuit het diepste van zijn hart • du fond du coeurin het diepst van … • au plus profond de …tot in het diepste van zijn ziel geroerd • ému jusqu'au fond de l'âme -
39 eelt
-
40 insnijden
1 [een snee maken in] inciser2 [door snijden aanbrengen in] graver♦voorbeelden:die opmerking sneed diep in in haar ziel • cette remarque la toucha profondément2 zijn naam insnijden • graver son nom (dans qc.)
См. также в других словарях:
Ziel — das; (e)s, e; 1 die Stelle, an der ein Rennen endet (und die Zeit gemessen wird) ↔ Start <als Erster, Zweiter usw durch das Ziel gehen (= dort ankommen), ins Ziel kommen> || K : Zielfoto, Zielgerade, Zielkamera, Zielkurve, Ziellinie,… … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
Ziel — Ziel: Das Substantiv mhd., ahd. zil (vgl. got. tila rids »zum Ziel strebend« als Name eines Speers und aisl. aldr tili »Lebensende«) gehört vielleicht zu der unter ↑ Zeit behandelten Wortgruppe. Es würde demnach eigentlich »das Eingeteilte,… … Das Herkunftswörterbuch
Ziel — [Aufbauwortschatz (Rating 1500 3200)] Auch: • Zweck • Absicht • Zielscheibe • Ambition • Ehrgeiz • … Deutsch Wörterbuch
Ziel- — [ts̮i:l] <Präfixoid>: kennzeichnet das im Basiswort Genannte als etwas, was angestrebt wird, worauf sich etwas richtet, was mit entsprechendem Bemühen erreicht werden soll: Zielgebiet; Zielgruppe; Zielhafen; Zielpublikum; Zielsprache. * * * … Universal-Lexikon
Ziel — est un mot allemand désignant : une notion de frontière, de limite d espace ; une chose vers laquelle on tend. Au sens figuré : l idée d un objet vers lequel on dirige ses souhaits (appropriation), que l on cherche à atteindre.… … Wikipédia en Français
Ziel [1] — Ziel, soviel wie Termin, insbes. Kündigungstermin (für Gesinde) oder Zahlungstermin, in übertragenem Sinne auch die am Ziel zu zahlende Summe, besonders bei Wechseln üblicher Ausdruck; Zielplatz, der Zahlungsort eines Handelsplatzes … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Ziel — Sn std. (9. Jh., zila 8. Jh.), mhd. zil, ahd. zil Stammwort. Dieses Wort wird auch vorausgesetzt durch 1) erzielen, erreichen in gt. gatilon, ae. tilian (besonders das Feld bestellen ), afr. tilia, as. tilan, ahd. zilēn ( sich beeilen ); 2) anord … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Ziel [1] — Ziel, 1) das bestimmte Ende eines Raumes, die Grenze; 2) eine zu einer gewissen Handlung vorgeschriebene od. bestimmte Zeit, daher Zieltag; 3) bes. ein Zahlungstermin; 4) so v.w. Kammerziel; 5) die Zeit, bis zu welcher ein Geselle bei dem Meister … Pierer's Universal-Lexikon
Ziel [2] — Ziel, Fluß, so v.w. Thièle, s.u. Orbe 3) … Pierer's Universal-Lexikon
Ziel [2] — Ziel, Ernst, Dichter und Schriftsteller, geb. 5. Mai 1841 in Rostock, studierte, nachdem er eine Zeitlang im kaufmännischen Beruf tätig gewesen war, in seiner Paterstadt, in Bonn, Leipzig und Berlin Geschichte und Literaturgeschichte, erwarb sich … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Ziel — Ziel, Ernst, Schriftsteller, geb. 5. Mai 1841 in Rostock, 1872 83 Redakteur der »Gartenlaube«, lebt in Cannstatt; schrieb: »Gedichte« (2. Aufl. 1881), »Literar. Reliefs. Dichterporträts« (4 Bde., 1885 95) u.a … Kleines Konversations-Lexikon