-
21 bieten
bieten♦voorbeelden:¶ das lasse ich mir nicht bieten! • dat laat ik mij niet welgevallen, dat neem, pik ik niet!1 zich aanbieden, zich voordoen ⇒ zich vertonen -
22 darbieten
-
23 gebärden
gebärden, sich1 zich gedragen ⇒ zich voordoen, zich houden♦voorbeelden:1 du gebärdetest dich wie ein Verrückter, wie wahnsinnig! • je ging als een gek, bezetene tekeer! -
24 вставать
opstaan, opkomen ; gaan staan ; zich verheffen ; zich voordoen, rijzen -
25 встать
opstaan, opkomen ; gaan staan ; zich verheffen ; zich voordoen, rijzen -
26 притворяться
vgener. fingeren, uithangen (кем-либо), huichelen, simuleren, veinzen, zich aanstellen, zich voordoen als (кем-л.) -
27 произойти
vgener. voortkomen, zich afspelen, zich voordoen -
28 come along
meekomen, meegaan, opschieten; vooruit! schiet op!come along2 opschieten ⇒ vorderen, vooruitkomen3 zich voordoen ⇒ gebeuren, opdagen♦voorbeelden:2 how is your work coming along? • schiet je op met je werk?come along! • vooruit! schiet op!5 come along! • komaan!———————— -
29 pose
n. houding, pose--------v. poseren, een pose/houding aannemenpose1[ pooz] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 houding ⇒ pose, vertoon————————pose21 poseren ⇒ doen alsof, een pose/een houding aannemen♦voorbeelden:1 pose as • zich voordoen als, zich uitgeven voorII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 vormen♦voorbeelden:2 pose a threat/problem • een bedreiging/probleem vormen -
30 ériger
-
31 begeben
-
32 einstellen
-
33 affect
v. betreffen; voorwenden; beïnvloeden[ əfekt]1 affecteren ⇒ voorwenden, doen alsof♦voorbeelden:5 how will the new law affect us? • welke invloed zal de nieuwe wet op ons hebben?tax increases affect the whole population • belastingverhogingen treffen de hele bevolking -
34 arise
v. wakker worden; opstaan; oprijzen, ontstaan; optreden1 zich voordoen ⇒ gebeuren, optreden♦voorbeelden:a thunderstorm arose • er stak een onweer op2 arise from • voortkomen uit, het gevolg zijn van -
35 attitudinise
v. zich voordoen, pretenderen; poseren (ook "attitudinize")→ attitudinize attitudinize/ -
36 attitudinize
v. zich voordoen, pretenderen; poseren (ook "attitudinize")attitudinize, attitudinise[ ætitjoe:d(i)najz] 〈 pejoratief〉1 poseren -
37 come up
opkomen, naar boven komencome up1 opkomen ⇒ (naar) boven komen, opdoemen2 uitkomen ⇒ opschieten, kiemen4 gebeuren ⇒ voorkomen, zich voordoen8 voorkomen 〈 van rechtszaak〉10 〈 Brits-Engels〉 aan de universiteit komen ⇒ gaan studeren, student worden, eerstejaars zijn 〈 voornamelijk Oxford, Cambridge〉♦voorbeelden:come up in the world • vooruitkomen in de wereld9 I hope my number will come up this time • ik hoop dat mijn nummer deze keer wint/uitkomtcome up against • in conflict komen metour holiday didn't come up to our expectations • onze vakantie viel tegen〈 informeel〉 you'll have to come up with a better answer • je zult met een beter antwoord op de proppen moeten komen -
38 emergence
n. ontdekking, openbaring, verschijning; groei, opkomst[ immə:dzjns]2 het bovenkomen ⇒ het opduiken/opkomen -
39 make believe
-
40 occur
v. gebeuren; voorkomen; bedenken♦voorbeelden:
Страницы