-
1 zetmeel
-
2 zetmeel
-
3 zetmeel
сущ.общ. крахмал -
4 zetmeel
hetStärke f -
5 zetmeel
n. starch, farina -
6 zetmeel van aardappelen
zetmeel van aardappelenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zetmeel van aardappelen
-
7 крахмал
zetmeel, stijfsel -
8 starch
n. zetmeel; stijfsel; appret; stijfheid--------v. stijvenstarch1[ sta:tsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 zetmeel2 stijfsel♦voorbeelden:————————starch2〈 werkwoord〉1 stijven♦voorbeelden: -
9 glycogen
n. dierlijk zetmeel, glycogeen; (koolhydraat zoals opgeslagen in dierlijke weefsels)1 glycogeen ⇒ spiersuiker, dierlijk zetmeel -
10 amidon
-
11 fécule
-
12 крахмал
ngener. aardappelmeel, amyl, stijfsel, zetmeel -
13 farinaceous
-
14 starch-reduced
-
15 super
adj. heel groot (of sterk); bovenste, hoogste--------n. figurant; commissaris (v. politie); hoge kwaliteit; verstevigde stof (voor boekenkaft)--------pref. op, boven, over; meeste; super---------v. verstevigen (in zetmeel)super1————————super2♦voorbeelden: -
16 tapioca
-
17 amylene
n. zetmeel -
18 amylolysis
n. het omzetten van zetmeel in suiker -
19 amylum
n. zetmeel -
20 diastase
n. diastase, enzym in malt voorkomend dat de afbraak van zetmeel in maltose katalyseert
Страницы
- 1
- 2