-
1 cachet
cachet [kaasĵe]〈m.〉2 stempel(afdruk) ⇒ afstempeling, poststempel3 zegel(afdruk) ⇒ zegelmerk, lakzegel♦voorbeelden:2 cachet de la poste • poststempel, afstempelingle cachet de la poste faisant foi • datum poststempelavoir du cachet • iets eigens hebben→ lettrem1) stempel2) zegel3) poststempel4) lakzegel7) honorarium [kunstenaar]8) tablet -
2 impress
v. indruk maken; een indruk achterlaten; de indruk geven (dat), beklemtonen, nadruk leggen; uitbeitelen, inhouwen; (be)stempelenimpress1[ impres] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 afdruk(sel) ⇒ stempel(afdruk), merk————————impress21 bedrukken ⇒ af/in/opdrukken♦voorbeelden:impressed at/by/with • geïmponeerd door/onder de indruk van -
3 timbre
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский