-
1 wippen
3 [informeel] [neuken] screw, bang4 [op een wip spelen] play on a seesaw♦voorbeelden:2 er even tussenuit wippen • nip/pop out for a whilezij zat met/op haar stoel te wippen (van ongeduld) • she sat tilting/rocking (on) her chair (with impatience)over een muurtje wippen • spring/hop over a wallII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [met een hefboom op-/uit iets lichten] lever (up/off)♦voorbeelden:iemand uit zijn baantje wippen • jockey/work someone out of his job2 iemand wippen • topple/unseat someoneeen kabinet wippen • overthrow/bring down a Cabinet -
2 wippen
1 [zich met sprongetjes bewegen] sautiller2 [zich snel bewegen] passer rapidement3 [neuken] baiser4 [op een wip spelen] faire de la balançoire5 [wankel staan] branler♦voorbeelden:uit zijn bed wippen • sauter du lit2 even bij iemand langs wippen • faire un saut chez qn.er even tussenuit wippen • s'éclipserII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [verwijderen] faire sauter♦voorbeelden:1 iemand wippen • balancer qn.die spijkertjes wip je er zo uit • on enlève ces clous en un tournemain -
3 wippen
метаться; забежать к; заскочить к; качать, покачать, раскачивать; перепихнуться; трахнуться; запрыгнуть на; вышибить; шибануть с поста* * *гл.1) общ. качаться, перепрыгивать, соскакивать, (iem.) вытеснять (кого-л.), перескакивать, покачиваться2) разг. заниматься сексом -
4 wippen
v. whip, whisk, seesaw, dandle, waggle, overthrow -
5 wippen
1) omstörtning2) störta -
6 wippen
abattre, baiser, basculer, faire tomber -
7 wippen
zoya; hunga, kohe, koi, kue, limpia -
8 er even tussenuit wippen
er even tussenuit wippen -
9 even bij iemand langs wippen
even bij iemand langs wippenfaire un saut chez qn. -
10 iemand wippen
iemand wippenbalancer qn. -
11 uit zijn bed wippen
uit zijn bed wippen -
12 een kabinet wippen
een kabinet wippenoverthrow/bring down a CabinetVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een kabinet wippen
-
13 er even tussenuit wippen
er even tussenuit wippennip/pop out for a whileVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > er even tussenuit wippen
-
14 iemand uit zijn baantje wippen
iemand uit zijn baantje wippenjockey/work someone out of his jobVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand uit zijn baantje wippen
-
15 iemand wippen
iemand wippentopple/unseat someone -
16 over een muurtje wippen
over een muurtje wippenspring/hop over a wallVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > over een muurtje wippen
-
17 zij zat met/op haar stoel te wippen (van ongeduld)
zij zat met/op haar stoel te wippen (van ongeduld)she sat tilting/rocking (on) her chair (with impatience)Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zij zat met/op haar stoel te wippen (van ongeduld)
-
18 over heen wippen
-
19 Syn een beurt geven, een punt zetten, fleppen, het doen, kezen, poken, rampetampen, vrijen, coïteren, geslachtsgemeenschap hebben, naaien, poepen, wippen duwen, slaan, stompen, stoten verneuken, bedriegen, beetnemen, foppen, 1 Ballen 2 Bats
gener. batsenDutch-russian dictionary > Syn een beurt geven, een punt zetten, fleppen, het doen, kezen, poken, rampetampen, vrijen, coïteren, geslachtsgemeenschap hebben, naaien, poepen, wippen duwen, slaan, stompen, stoten verneuken, bedriegen, beetnemen, foppen, 1 Ballen 2 Bats
-
20 batsen
общ. Syn een beurt geven, een punt zetten, fleppen, het doen, kezen, poken, rampetampen, vrijen, coïteren, geslachtsgemeenschap hebben, naaien, poepen, wippen duwen, slaan, stompen, stoten verneuken, bedriegen, beetnemen, foppen, 1) Ballen 2) Bats, заниматься сексом
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Wippen — Wippen, verb. regul. act. schnell auf und niedersteigen machen. So pflegen sich die Kinder zu wippen, wenn sie sich auf einem in der Mitte aufliegenden Brete schaukeln. Münzen wippen, sie auf eine strafbare Art auswiegen; am häufigsten in… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
wippen — wippen: Das im 16. Jh. aus dem Niederd. ins Hochd. übernommene Verb geht auf mnd. wippen »springen, hüpfen« zurück, vgl. niederl. wippen »schaukeln, wippen«, engl. to whip »sich bewegen, springen«, schwed. vippa »wippen, kippen« (vgl. über die… … Das Herkunftswörterbuch
wippen — /wipˈən/ (music) noun A part of the hammer mechanism in a piano, raised as the note is played ORIGIN: Poss Ger Wippe seesaw or dialect wippen whippletree … Useful english dictionary
Wippen [1] — Wippen (Gröpsnusser), elfte Zunft der 13. Klasse (Nusser) in Okens Pflanzensystem … Pierer's Universal-Lexikon
Wippen [2] — Wippen, machen, daß etwas schnell auf u. niedersteigt … Pierer's Universal-Lexikon
wippen — V. (Aufbaustufe) auf einer Wippe schaukeln Beispiele: Er saß auf einem Zweig und wippte. Die Schaukel wippte noch eine Weile, nachdem die Kinder sie verlassen hatten … Extremes Deutsch
wippen — wip|pen [ vɪpn̩]: a) <itr.; hat/ist> auf einer Wippe o. Ä. auf und ab schwingen: die beiden Kinder wippten den ganzen Nachmittag auf dem Spielplatz. Syn.: ↑ schaukeln. b) <itr.; hat federnd auf und nieder bewegen: der Junge wippte mit… … Universal-Lexikon
wippen — a) auf und ab schwingen, schaukeln; (schweiz.): [gi]gampfen; (südwestd.): gautschen; (bayr., österr.): hutschen. b) auf und ab bewegen, federn, pendeln, schwingen, wanken, [sich] wiegen; (geh.): wogen; (ugs.): baumeln, kippeln, wackeln;… … Das Wörterbuch der Synonyme
wippen — wịp·pen; wippte, hat gewippt; [Vi] 1 auf einer Wippe o.Ä. auf und ab schaukeln 2 mit etwas wippen einen Körperteil leicht und regelmäßig auf und ab bewegen <mit den Beinen wippen; ein wippender Gang> 3 etwas wippt etwas schwingt leicht hin … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
wippen — wippenv 1.intr=schielen,zwinkern.Eigentlichsovielwie»schaukeln;auf undabschwingen;hüpfen«.1900ff. 2.intr=mitFalschgeldbetrügen;abgefeiltes,beschnittenesMetallgeldalsvollgültiginVerkehrbringen.⇨kippen8.1600ff.… … Wörterbuch der deutschen Umgangssprache
wippen — v. n. == weep? O. and N. 1064 … Oldest English Words