-
41 craft
n. bekwaamheid (om iets te maken of creëren); creatief project; boot, vliegtuig; sluwheid, ssheid; beroep, vak, bezigheid--------v. met de hand vervaardigen of makencraft1[ kra:ft] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————craft2〈zelfstandig naamwoord; meervoud: craft〉 -
42 dramatics
-
43 enemy
n. vijand[ ennəmie] 〈meervoud: enemies〉2 〈werkwoord enkelvoud of meervoud; the〉vijand(elijke troepen/macht) -
44 exchequer
-
45 fraternity
n. broederschap; studentenvereniging (in Amerika); vriendschap[ frətə:nətie] 〈meervoud: fraternities〉1 broederlijkheid ⇒ broederschap, het broeder zijnII 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud〉1 broederschap ⇒ kloostergemeenschap, kloosterorde van broeders2 genootschap ⇒ broederschap, vereniging♦voorbeelden: -
46 gallery
n. galerij (vooral tentoonstellingsruimte); galerij (in het theater)[ gælərie] 〈meervoud: galleries〉1 galerij ⇒ portiek, (zuilen)gang♦voorbeelden: -
47 half
adj. halveren--------adv. helft--------n. helft, gedeelte van twee gelijke delen; een van een paar; een van de twee gelijkwaardige spelperiodes in een spel (Sport); helft van de tijd die gespeeld is in sport; ; halfspeler (bij voetbal)half1[ ha:f] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud in betekenis 0.1 alleen: halves [ha:vz], in betekenis 0.2 ook regelmatig〉2 〈voornamelijk verkorting; benaming voor〉een half/halve ⇒ halve pint 〈 ongeveer 0, 28 l〉; 〈 sport〉 speelhelft3 → halfback halfback/♦voorbeelden:cut in half/into halves • halverenone/a half • de/een helfthe's too clever by half • hij is veel te sluwdo something by halves • iets maar half doen→ better better/————————half2〈voornaamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud; soms moeilijk te scheiden van het zelfstandig naamwoord〉1 de helft♦voorbeelden:half of six is three • de helft van zes is drie————————half3〈bijwoord; vaak als eerste deel van samenstelling met bijvoeglijk naamwoord of deelwoord〉♦voorbeelden:only half cooked • maar half gaarI half wish • ik zou bijna willenhalf as much/many again • anderhalf maal zoveelhe didn't do half as badly as we'd thought • hij deed het lang zo slecht niet als we gedacht haddenhalf past/after one • half tweehalf and half • half en/om half 〈 ook figuurlijk〉〈voornamelijk Brits-Engels; informeel〉 not half bad • lang niet kwaad 〈 schitterend; understatement〉not half strong enough • lang niet sterk genoeg————————half4♦voorbeelden:half the profits • de helft van de winsthalf your time • de helft van je tijd -
48 judiciary
adj. rechtswezen, rechterlijke macht--------n. rechterlijk, gerechtelijk; rechterlijke macht[ dzjoe:disjərie] 〈meervoud: judiciaries; the〉 -
49 jury
adj. (Zeevaart) tijdelijk, voorlopig, ontworpen voor tijdelijk gebruik--------n. jury, panel; scheidsrechter(s)[ dzjoeərie] 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud; meervoud: juries〉 〈 voornamelijk juridisch〉1 jury→ petty petty/ -
50 ministry
-
51 minstrelsy
n. zanggroep die trekt[ minstrəlsie] 〈meervoud: minstrelsies〉 -
52 municipality
-
53 navy
n. vloot; marine[ neevie]I 〈telbaar zelfstandig naamwoord; meervoud: navies〉II 〈telbaar zelfstandig naamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud; vaak Navy〉1 marine♦voorbeelden: -
54 party
adj. partij; van een feestje--------n. gebruiken; meedoen--------v. feesten (slang); alcohol drinken in gezelschap (slang)[ pa:tie] 〈meervoud: parties〉1 feestje2 partij ⇒ participant, medeplichtige♦voorbeelden:become a party to • toetreden totII 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud〉 -
55 polemic
adj. polemisch; argumenterend--------n. polemie, argumentatie, meningsverschilpolemic1[ pəlemmik] 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉1 polemiek ⇒ woord/pennenstrijd, twist————————polemic21 polemisch ⇒ twist-, twistziek -
56 polity
-
57 prelacy
n. prelaatschap, kerkelijke macht -
58 squirarchy
squirarchy, squirearchy[ skwajjəra:kie] 〈werkwoord enkelvoud of meervoud; meervoud: squirarchies〉 -
59 stores
-
60 woodwind
adj. betr. houten blaasinstrumenten in orkest--------n. houten blaasinstrumentenwoodwind〈zelfstandig naamwoord; meervoud: ook woodwind; woodwind met werkwoord enkelvoud of meervoud〉 〈 muziek〉
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский
werkwoord+enkelvoud+of+meervoud
Страницы