-
1 contredire
contredire [kõtrədier]1 tegenspreken ⇒ betwisten, bestrijden2 in strijd zijn met ⇒ strijdig zijn met, in tegenspraak zijn met1 elkaar, zichzelf tegenspreken1. v1) tegenspreken, bestrijden3) weerleggen [juridisch]2. se contredirev1) elkaar/zichzelf tegenspreken -
2 démentir
démentir [deemãtier]1 tegenspreken ⇒ weerleggen, logenstraffen♦voorbeelden:v1) tegenspreken, weerleggen2) ontkennen, loochenen -
3 réfuter
-
4 confondre
confondre [kõfõdr]2 (met elkaar) verwarren ⇒ verwisselen, door elkaar halen4 weerleggen ⇒ aan de kaak stellen, in het nauw drijven♦voorbeelden:rester confondu • versteld staan♦voorbeelden:v1) (ver)mengen -
5 inscrire
inscrire [ẽskrier]1 inschrijven ⇒ opschrijven, noteren, op een lijst zetten♦voorbeelden:faire inscrire qn. • iemand opgeven (voor)les matières inscrites au programme • de vakken die op het programma staaninscrire ses dépenses au budget • z'n uitgaven boeken, in een kasboek opschrijven♦voorbeelden:1. v1) inschrijven2) graveren, beitelen [opschrift]3) griffen2. s'inscrirev -
6 réfutable
-
7 s'inscrire en faux contre qc.
s'inscrire en faux contre qc.Dictionnaire français-néerlandais > s'inscrire en faux contre qc.
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский