-
1 water main
-
2 water main
waterleiding -
3 main
adj. hoofd-; voornaamste--------n. hoofdleiding (v. gas, water, elektriciteit); hoofdzakelijke deelmain1[ meen] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 〈meervoud; ook attributief〉 (elektriciteits)net ⇒ elektriciteit, lichtnet; 〈 ook〉 gasnet, waterleiding♦voorbeelden:————————main21 hoofd- ⇒ belangrijkste, voornaamste♦voorbeelden:main course • hoofdgerechtmain street • hoofdstraatmain deck • hoofddek, opperdek -
4 on
adj. aan--------adv. verder; vooruit; vooruitgaan--------prep. op; aan; over; langson1[ on] 〈zelfstandig naamwoord; the〉————————on2II 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉2 aan de gang ⇒ gaande, te doen3 op 〈 toneel〉♦voorbeelden:what's on tonight? • wat is er vanavond te doen?, welke film draait er vanavond?, wat is er op tv vanavond?5 oil on to \\td16 • olie stijgt tot \\td16¶ I'm on! • okay, ik doe meeyour plan is not on • je plan(netje) gaat niet doorthe wedding is on • het huwelijk gaat dooryou're on • daar houd ik je aan!————————on3〈bijwoord; vaak predicatief〉1 in werking ⇒ aan, in functie4 〈plaats- of richtingaanduidend; ook figuurlijk〉op ⇒ tegen, aan, toe♦voorbeelden:what's going on? • wat is er aan de hand?have you anything on tonight? • heb je plannen voor vanavond?leave the light on • het licht aan latenput a record on • zet een plaat opturn the lights on • steek het licht aanput on your new dress • trek je nieuwe jurk aan3 five years on • vijf jaar na dato/latercome on! • schiet op!get a move on! • maak voort!go on! • ga maar door, toe!all clocks go on an hour tomorrow • morgennacht gaan alle klokken een uur vooruitthe circus is moving on • het circus trekt verderpass the news on • zeg het voortsend on • doorsturen, nazendenspeak on • door blijven pratenthey travelled on • ze reisden verderwalk on • doorlopenlater on • laterand so on • enzovoortwell on into the night • diep in de nachtwell on in years • op gevorderde leeftijd(talk) on and on • alsmaar door/zonder onderbreking (praten)on! • vooruit!from that moment on • vanaf dat ogenblikthey collided head on • ze botsten frontaalshe looked on • ze keek toe¶ on and off • af en toe, (zo) nu en dan————————on41 〈plaats of richting; ook figuurlijk〉op ⇒ in, aan, bovenop5 over ⇒ met betrekking tot, aangaande, betreffende6 ten koste van ⇒ op kosten van, in het nadeel van♦voorbeelden:the sun revolves on its axis • de zon draait om haar aslive on bread and water • leven van water en broodride on a bus • met de bus gaanstand on the chair • op de stoel staanstay on course • koers houdena stain on her dress • een vlek op haar jurkthey marched on the enemy • ze marcheerden op de vijand affate smiled on Jill • het lot was Jill gunstig gezindshe hurt herself on the ledge • zij bezeerde zich aan de randpay off a sum on the loan • een som op de lening afbetalentravel on a plane • met het vliegtuig reizenwar on poverty • oorlog tegen de armoedeannounced on the radio • op de radio aangekondigdon the right road • op de juiste wega shop on the main street • een winkel in de hoofdstraatencounter trial upon trial • de ene beproeving na de andere doorstaanget on the train • instappenhang on the wall • aan de muur hangenI had no money on me • ik had geen geld op zaklean on a friend • steunen op een vriendon your right • aan de rechterkanta house on the river • een huis bij de rivierwinter is upon us • de winter staat voor de deurjust on sixty people • amper zestig mensenarrive on the hour • op het hele uur aankomenpay on receipt of the goods • betaal bij ontvangst van de goederenon the stroke of midnight • klokslag middernachtcome on Tuesday • kom dinsdagon opening the door • bij het openen van de deuron reading the letter she fainted • (net) toen ze de brief gelezen had, viel ze flauwbe on duty • dienst hebbenbe on fire • in brand staanon holiday • met vakantieon sick leave • met ziekteverlofbeer on tap • bier uit het vaton trial • op proefhave a monopoly on shoes • een monopolie hebben van schoenenagree on a solution • tot een akkoord komen over een oplossingthe joke was on Mary • de grap was ten koste van Maryhis work has nothing on Mary's • zijn werk haalt het niet bij dat van Maryshe has a year on her opponents in age • ze is een jaar ouder dan haar tegenkandidatenthe glass fell and broke on me • tot mijn ergernis viel het glas en brakthis round is on me • dit rondje is voor mij→ be on be on/ -
5 courir
courir [koerier]1 hard lopen ⇒ hollen, rennen3 in omloop zijn ⇒ zich verspreiden, in zwang zijn5 lopen ⇒ zich uitstrekken, gelegen zijn♦voorbeelden:les gens courent à ce spectacle • de mensen verdringen zich om deze voorstelling te ziencourir après le bonheur • geluk najagen, nastrevencourir après une femme • achter een vrouw aan zittencourir au devant de qn. • iemand tegemoet snellencourir d' aventure en aventure • zich van het ene avontuur in het andere stortencourir sur ses cinquante ans • tegen de vijftig lopenbrochures qui courent de main en main • brochures die van hand tot hand gaanles ragots qui courent sur son compte • de kletspraatjes die over hem, haar de ronde doenmains qui courent sur les touches • handen die over de toetsen glijdenlaisser courir qn. • iemand zijn gang laten gaan〈 informeel〉 tu peux toujours courir! • morgen brengen!, je kunt me wat!II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 najagen ⇒ nastreven, trachten te krijgen3 doorlopen ⇒ doorkruisen, doorreizen♦voorbeelden:v1) hardlopen, rennen, hollen2) zich haasten3) zich verspreiden, in zwang zijn4) lopen [tijd]5) gelegen zijn6) deelnemen (aan een wedren, wedstrijd)9) najagen10) doorkruisen, doorreizen11) druk bezoeken13) de keel uithangen, vervelen -
6 courant
courant1 [koerã]〈m.〉♦voorbeelden:1 courant d'air • luchtstroom, tochtcourant de marée • getijdebeweging, vloed-, ebstroomcourant de pensée • filosofische stroming, denkrichtingcourant continu • gelijkstroomremonter le courant • stroomopwaarts gaanmettre au courant • op de hoogte brengense tenir au courant de qc. • zich van iets op de hoogte houden→ prise————————courant2 [koerã]1 stromend4 lopend♦voorbeelden:courant février • in de loop van februarimonnaie courante • gangbaar, wettig betaalmiddelproblème courant • veel voorkomend probleem1. m1) stroom, stroming2) loop [tijd]3) lopende termijn [rente]2. adj1) stromend2) gangbaar3) actueel4) lopend -
7 entrer
entrer [ãtree]2 deelnemen (aan) ⇒ meedoen (aan), lid worden (van)♦voorbeelden:1 on ne peut lui faire entrer cela dans la tête • men kan hem dat maar niet aan zijn verstand brengenje ne fais qu'entrer et sortir • ik kom maar even langsil est entré à cette école • hij is toegelaten tot deze schoolça n'entre pas dans la boîte • dat past niet in de doosle doute est entré dans son esprit • hij, zij is gaan twijfelenentrer dans une profession • een beroep kiezenfaire entrer une clef dans la serrure • een sleutel in het slot stekenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:v1) binnengaan5) intikken, invoeren [computer] -
8 plat
plat1 [plaa]〈m.〉2 schotel ⇒ gerecht, gang3 plat ⇒ vlakke, platte kant♦voorbeelden:plat cuisiné • kant-en-klaargerechtplat régional • plaatselijke specialiteit3 le plat de l'épée • de vlakke kant van het lemmet, het blad van het zwaardplat de la main • vlakke handmettre les petits plats dans les grands • vorstelijk onthalen————————plat2 [plaa]1 vlak ⇒ plat, effen2 vlak ⇒ alledaags, onbeduidend3 laag ⇒ nederig, kruiperig♦voorbeelden:à plat • plat, leegbatterie à plat • lege accu〈 figuurlijk〉 être à plat • op zijn; gedeprimeerd zijnmettre qc. à plat • iets (plat) neerleggenvin plat • verschaalde wijn1. m1) schaal2) schotel, gerecht, gang3) vlakke, platte kant2. adj1) vlak, plat, effen2) alledaags, banaal3) nederig, kruiperig4) smakeloos, slap -
9 *haut
*haut ['oo]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., bijwoord〉1 hoog2 oud ⇒ ver terug, lang geleden♦voorbeelden:hautes eaux • hoog waterla haute Egypte • Opper-Egyptehauts fourneaux • hoogovensmarée haute • hoog tij, vloedhaut plateau • hoogvlaktele haut Rhin • de Boven-Rijnla haute société • de hogere kringenhomme de haute taille • lange manhabiter dans la haute ville • in de bovenstad wonenlever haut • optillensauter haut • hoog springenil vise trop haut • hij mikt te hooghaut dans le ciel • hoog in de hemelun mur haut de deux mètres • een twee meter hoge muurde haut • van bovenafvoir les choses de haut • de zaken van een afstand bekijken〈 figuurlijk〉 le prendre de haut • hooghartig reageren, een hoge toon aanslaande haut en bas • van boven naar benedenregarder qn. de haut en bas • iemand van top tot teen bekijkenen haut • boven, naar bovenil habite en haut • hij woont boventout en haut • helemaal bovenpar en haut • bovenlangsdu haut de • vanafcrier du haut d'un toit • van een dak af roepenl'étage du haut • de bovenste verdiepingle haut du corps • het bovenlijfle haut d'une robe • het bovenlijfje van een japonperché sur le haut d'un arbre • op de top van een boom gezetenle haut du pavé • de huizenkanthaut comme trois pommes • drie turven hooghaut les mains! • handen omhoog!remonter plus haut • teruggaan in de tijdhaut en couleur • kleurrijk, schilderachtigtenir qn. en haute estime • grote achting hebben voor iemandhaute fidélité • hific'est de la plus haute importance • het is van het grootste belanghaute intelligence • zeer grote intelligentieinstrument de haute précision • precisie-instrumenthaute trahison • hoogverraadà haute voix • hardop, met luide stemparlez plus haut • spreek eens wat luiderpenser tout haut • hardop denken
См. также в других словарях:
water main — water mains N COUNT A water main is a very large underground pipe used for supplying water to houses and factories. A water main burst and the street was flooded … English dictionary
water main — n a large underground pipe that carries the public supply of water to buildings ▪ a burst water main … Dictionary of contemporary English
water main — ► NOUN ▪ the main pipe in a water supply system … English terms dictionary
water main — n. a main pipe in a system of water pipes … English World dictionary
water main — water ,main noun count a large underground pipe that supplies water to a particular area … Usage of the words and phrases in modern English
water main — noun main (a pipe or conduit) for conveying water (Freq. 1) • Hypernyms: ↑main • Part Holonyms: ↑water system, ↑water supply, ↑water * * * noun, pl ⋯ mains [count] : a large underground pipe that carries water … Useful english dictionary
water main — UK / US noun [countable] Word forms water main : singular water main plural water mains a large underground pipe that supplies water to a particular area … English dictionary
water main — a main pipe or conduit in a system for conveying water. [1795 1805] * * * … Universalium
water main — noun the main pipe in a water supply system … English new terms dictionary
water main — wa′ter main n. civ conduit in a system for conveying water … From formal English to slang
water main — /ˈwɔtə meɪn/ (say wawtuh mayn) noun a main or principal pipe or conduit in a system for conveying water …