Перевод: с немецкого на нидерландский

с нидерландского на немецкий

vulkan

Толкование Перевод

1 Vulkan

Vulkan

〈m.; Vulkans, Vulkane〉

1 vulkaan

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > Vulkan
2 der Vulkan ist ausgebrochen

der Vulkan ist ausgebrochen

de vulkaan is uitgebarsten

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > der Vulkan ist ausgebrochen
3 der Vulkan ist in voller Arbeit

der Vulkan ist in voller Arbeit

de vulkaan is in volle werking

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > der Vulkan ist in voller Arbeit
4 ein Tanz auf dem Vulkan

ein Tanz auf dem Vulkan

een dans op de vulkaan

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > ein Tanz auf dem Vulkan
5 ein ausgebrannter Vulkan

ein ausgebrannter Vulkan

een uitgedoofde vulkaan

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > ein ausgebrannter Vulkan
6 Arbeit

Arbeit

〈v.; Arbeit, Arbeiten〉

1 werk ⇒ prestatie; 〈 meervoud ook〉 werkzaamheden

2 werk ⇒ inspanning, last, karwei

3 arbeid, werk ⇒ job, baan

4 bewerking, uitvoering

5 werk(stuk) ⇒ product, studie

6 tentamen, proefwerk 〈 op school〉

7 〈 natuurkunde〉 arbeid ⇒ uitwerking van een kracht

8 〈 jacht, sport en spel〉 werk ⇒ dressuur, africhting 〈 paarden en honden〉

9 〈 sport en spel〉 werk ⇒ training

♦voorbeelden:

1    〈 figuurlijk〉 die Arbeit des Eises • de werking van het ijs

〈 informeel〉 ein großes, schönes Stück Arbeit • een moeilijk karwei

ganze, gründliche Arbeit leisten, tun • grondig te werk gaan

〈 schertsend〉 die Arbeit läuft uns nicht davon • dat werk loopt niet weg

Arbeit macht das Leben süß • werken maakt het leven aangenaam

〈 figuurlijk〉 das Herz nimmt seine Arbeit wieder auf • het hart begint weer te werken

an die Arbeit gehen • aan het werk gaan

〈 informeel〉 sich an die Arbeit machen • aan het werk gaan

bei der Arbeit sein, sitzen • aan het werk(en) zijn

der Vulkan ist in voller Arbeit • de vulkaan is in volle werking

mit der Arbeit aufhören • ophouden met werken

über einer Arbeit sitzen • (a) over een werk gebogen zitten; (b) met een werk bezig zijn

vor Arbeit nicht mehr aus den Augen sehen • tot over zijn oren in het werk zitten

〈 spreekwoord〉 erst die Arbeit, dann das Vergnügen • de dienst gaat voor het meisje

〈 spreekwoord〉 nach getaner Arbeit ist gut ruhn • na gedane arbeid is het goed rusten

2    (jemandem) viel Arbeit bereiten, machen, verursachen • (iemand) veel werk bezorgen

du machst dir die Arbeit leicht • je maakt het je (wel) gemakkelijk

du machst dir unnötige Arbeit • je doet nodeloze moeite

keine Mühe und Arbeit scheuen • geen moeite schuwen

3    〈 informeel〉 auf Arbeit gehen • naar zijn werk gaan

in Arbeit (und Brot) kommen, stehen • werk krijgen, hebben

jemanden in Arbeit nehmen • iemand in dienst nemen

(bei jemandem) in Arbeit sein, stehen • (bij iemand) werk hebben

ohne Arbeit sein • zonder werk, werkloos zijn

zur Arbeit gehen • naar zijn werk gaan

4    etwas in Arbeit geben • iets laten maken

etwas in Arbeit haben • iets aan het maken zijn, iets onder handen hebben

etwas in Arbeit nehmen • een werk aannemen

in Arbeit sein • in de maak zijn

5    eine wissenschaftliche Arbeit • een wetenschappelijk werk

nur halbe Arbeit machen • slechts half werk leveren

eine saubere Arbeit • (a) een verzorgd, keurig werk; (b) een mooi stukje werk • 〈 ook〉 een knap staaltje

6    die häuslichen Arbeiten • het huiswerk

eine lateinische Arbeit • (a) een Latijns werk; (b) een proefwerk in Latijn

eine Arbeit schreiben lassen • een proefwerk laten maken

8    Arbeit an der Longe • dressuur aan de longe

Arbeit mit einem Hund • africhting van een hond

9    Arbeit an den Geräten • training aan de toestellen

¶    das war bestellte Arbeit • (a) dat was werk in opdracht; (b) dat was doorgestoken kaart

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > Arbeit
7 Tanz

Tanz

〈m.; Tanzes, Tänze〉

1 dans

2 het dansen ⇒ dansavond, bal

3 〈 informeel〉gedonder, herrie ⇒ kabaal

♦voorbeelden:

1    einen Tanz aufführen • een dans uitvoeren

〈 figuurlijk〉 ein Tanz auf dem Vulkan • een dans op de vulkaan

jemanden zum Tanz auffordern, bitten • iemand ten dans vragen

zum Tanz aufspielen • (a) voor de dans inzetten; (b) dansmuziek spelen, de dans begeleiden

2    zum Tanz gehen • gaan dansen

3    einen Tanz aufführen • (zitten) donderjagen

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > Tanz
8 ausbrechen

ausbrechen

I    〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 uit-, losbreken ⇒ ontsnappen

2 uitbreken ⇒ los-, uitbarsten

3 〈 sport en spel〉uitbreken, weigeren 〈 van een paard voor een hindernis〉

♦voorbeelden:

2    der Vulkan ist ausgebrochen • de vulkaan is uitgebarsten

in (ein) Gelächter, (ein) Weinen ausbrechen • in lachen, huilen uitbarsten

¶    der Wagen bricht in der Kurve aus • de auto vertoont neiging tot overstuur in de bocht

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 uit-, losbreken

2 uitbraken ⇒ uitspuwen

3 〈 landbouw〉 uitbreken ⇒ (weg)snoeien

♦voorbeelden:

2    das Essen ausbrechen • het eten uitbraken

3    Geize ausbrechen • wilde loten uitbreken

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > ausbrechen
9 ausbrennen

ausbrennen

I    〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 uit-, opbranden ⇒ uitdoven

2 〈 informeel〉 (door een brand) zijn bezittingen verliezen

♦voorbeelden:

1    ein ausgebrannter Vulkan • een uitgedoofde vulkaan

〈 figuurlijk〉 körperlich völlig ausgebrannt sein • lichamelijk volledig op zijn

2    alle Bewohner sind ausgebrannt • alle bewoners zijn door een brand hun bezittingen kwijtgeraakt

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 uit-, af-, wegbranden

2 〈 textiel〉 etsen

♦voorbeelden:

¶    eine ausgebrannte Kehle haben • een uitgedroogde keel hebben

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > ausbrennen

См. также в других словарях:

Vulkan — Vulkan … Deutsch Wörterbuch
vulkan — vùlkān m <G vulkána> DEFINICIJA 1. geogr. otvor, krater u Zemljinoj kori kroz koji tijekom aktivnosti izbijaju lava, piroklastično kamenje, usijane stijene, pepeo i plinovi [izbio vulkan; proradio vulkan] 2. brdo koje se stvorilo od… … Hrvatski jezični portal
vùlkān — m 〈G vulkána〉 1. {{001f}}geogr. otvor, krater u Zemljinoj kori kroz koji tijekom aktivnosti izbijaju lava, piroklastično kamenje, usijane stijene, pepeo i plinovi [izbio ∼; proradio ∼] 2. {{001f}}brdo koje se stvorilo od materijala izbačenih iz… … Veliki rječnik hrvatskoga jezika
Vulkan — Sm std. (17. Jh.) Onomastische Bildung. Neubildung zu l. Vulcānus, dem Namen des Gottes der Feuerflamme. Adjektiv: vulkanisch. Ebenso nndl. vulkaan, ne. volcano, nfrz. volcan, nschw. vulkan, nnorw. vulkan. ✎ Weimann, K. H. DWEB 2 (1963), 407;… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Vulkan — Vulkān, genit. s, plur. e, in der Mythologie, der bekannte Gott des Feuers und der Schmiede. Sehr unschicklich ist es, wenn einige einen Feuer speyenden Berg, nach dem Vorgange der Franzosen, einen Vulkan nennen wollen. Warum nicht lieber… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Vulkan — Vulkan, s. Vulcanus … Pierer's Universal-Lexikon
Vulkān [1] — Vulkān, von Leverrier vorgeschlagener Name für einen angeblichen intramerkuriellen Planeten, dessen Existenz durch Leverriers Untersuchungen über die Bewegung des Merkur wahrscheinlich gemacht wurde. Von mehreren Seiten wurden angebliche… … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Vulkān [2] — Vulkān, Maschinenbau Aktiengesellschaft in Bredow bei Stettin, 1856 hervorgegangen aus einer von Früchtenicht und Brock gegründeten Maschinenfabrik. Gegenstand des Unternehmens ist der Betrieb dieser inzwischen erweiterten Fabrik in Verbindung… … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Vulkan — Vulkan, Planet, s. Intramerkurieller Planet … Kleines Konversations-Lexikon
Vulkan [2] — Vulkān, ital. Gottheit, s. Vulcanus … Kleines Konversations-Lexikon
Vulkan — (Mythologie), siehe Häphästos … Damen Conversations Lexikon

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с немецкого на нидерландский

vulkan

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с немецкого на нидерландский

vulkan

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: