-
1 vrijkaartje
бесплатный билет, контрамарка -
2 vrijkaartje
ücretsiz giriş kartı [-nı] s -
3 besplatna ulaznica
vrijkaartje -
4 complimentary ticket
vrijkaartje gegeven als uitdrukking van bewondering of eerbied -
5 deadhead
n. iem. met vrijkaartje--------v. voorstelling zien met vrijkaartje -
6 a free pass
een vrij reisbiljet/vrijkaartje -
7 buckshee ticket
-
8 buckshee
n. aalmoes, omkoopgeld[ buksjie:] 〈Brits-Engels; slang〉1 gratis ⇒ kosteloos, voor nop(pes)♦voorbeelden: -
9 free
adj. vrij; ontslagen; in vrijheid; gratis; beschikbaar--------adv. vrij; gratis--------v. bevrijden, vrijlaten; in vrijheid stellen; oplossen; loslatenfree1[ frie:] 〈bijvoeglijk naamwoord; freer〉1 vrij ⇒ onafhankelijk, onbelemmerd2 vrij ⇒ gratis, belastingvrij4 vrij ⇒ niet bezet, niet in gebruik; niet vast, los; leeg; 〈 natuurkunde〉 in vrije toestand, ongebonden6 vrijgevig ⇒ gul, royaal♦voorbeelden:1 a free agent • iemand die vrij/onafhankelijk kan handelenFree Church • non-conformistische Kerkfree fight • algemeen gevechtgive/allow someone a free hand • iemand de vrije hand laten〈 voetbal〉 free kick • vrije schop/trapgive free rein(s) to • de vrije teugel laten aanfree speech • vrijheid van meningsuitingfree thought • vrijdenkerijfree verse • vrij vers〈 techniek, technologie〉 free wheel • freewheel, vrijloopfree will • vrije wilyou are free to do what you like • je mag doen wat je wilfeel free to do something • iets met een gerust hart (kunnen) doenmake someone free of something • iets delen met iemand, iemand de beschikking geven over ietsset free • vrijlaten, in vrijheid stellenfree from care • vrij van zorgen, onbekommerdfree of charge • gratis, kosteloosfree of tax • belastingvrijcarriage free • francoa free pass • een vrij reisbiljet/vrijkaartjefree port • vrije haven, vrijhaven〈Amerikaans-Engels; informeel〉 for free • gratis, voor nietsfree trade • (de) vrije handel, (de) vrijhandel4 is this seat free? • is deze plaats vrij?5 free and easy • ongedwongen, zorgeloosmake free with • te vrij/schaamteloos gebruik maken van, (te) vrij omgaan met————————free2〈 werkwoord〉2 verlossen ⇒ losmaken, vrijstellen♦voorbeelden:the grant freed him from all financial worries • de toelage verloste hem van al zijn financiële zorgen————————free3〈 bijwoord〉1 vrij ⇒ los, ongehinderd2 gratis♦voorbeelden:3 free on board • vrij/franco aan boordfree alongside ship • franco/vrij langs boordfree delivered • franco (t)huisfree on rail/truck • franco spoor/wagon -
10 billet
billet [bieje]〈m.〉1 plaatsbewijs ⇒ kaartje, lot3 geldswaardig papier ⇒ wissel, promesse4 briefje ⇒ aankondiging, kennisgeving5 bewijs ⇒ attest, certificaat6 column♦voorbeelden:billet de faveur • vrijkaartjebillet de loterie • lot, lootjebillet de quai • perronkaartjebillet circulaire • rondreisbiljetprendre un billet • een kaartje kopen3 billet à ordre • orderbriefje, promessebillet doux, galant • minnebriefje, liefdesbriefje5 〈 figuurlijk, informeel〉 je vous donne, fiche mon billet que 〈+ aantonende wijs〉 • ik geef het u op een briefje datm1) plaatsbewijs, kaartje2) (bank)biljet3) wissel, promesse4) briefje5) aankondiging, kennisgeving6) bewijs, certifikaat7) column -
11 entrée
entrée [ãtree]〈v.〉3 ingang♦voorbeelden:à son entrée • bij zijn binnenkomstentrée dans une société • (het) lid worden van een verenigingentrée en action, en jeu • inwerkingtredingentrée en fonctions • aanvaarding van een functieentrée en matière • aanhef, begin, inleidingentrée en vigueur • (het) van kracht worden→ examenf1) binnenkomst2) toegang3) ingang5) hal6) voorgerecht7) input, invoer [computer]8) invoer [economie] -
12 billet de faveur
billet de faveur -
13 entrée de faveur
entrée de faveur