-
1 prefix
n. titel; voorwoord; netnummer--------v. toevoegen van titel; toevoegen van voorwoordprefix1[ prie:fiks] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————prefix2〈 werkwoord〉 -
2 affix
n. toevoeging, aanhangsel; achtervoegsel, voorvoegsel--------v. vast plakken, vast maken; toevoegen; bijvoegenaffix1[ æfiks] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————affix2♦voorbeelden:affix one's name to a letter • een brief ondertekenen -
3 amino
-
4 macro
n. macro, een serie van opdrachten of toetsaanslagen die als een enkele programma wordt uitgevoerd--------pref. macro; groot, lang (voorvoegsel) -
5 mid
adj. in het midden, middelste, tussen in--------pref. midden--------prep. tussen, inmid1————————[ mid] 〈 ook als voorvoegsel〉♦voorbeelden:from mid-June to mid-August • van half juni tot half augustusin mid ocean • in volle zeein midterm • halverwege het trimester -
6 schizo
-
7 Indo
n. Indisch (voorvoegsel in betekenis van "van Indië") -
8 ag
pref. naar, toegevoegd (voorvoegsel voor g) -
9 ferro
pref. (uit Latijn) voorvoegsel: ijzer- -
10 juxta
pref. naast (in Latijns-voorvoegsel) -
11 label prefix
etiketten voorvoegsel, karakter dat een etiket aangeeft in een rekenwerkblad -
12 meta
pref. voorvoegsel dat betrekking heeft op zijn uitdrukking zelf (levert een diepgaande analyse of uitleg met betrekking tot zichzelf) -
13 prefixal
adj. van voorvoegsel -
14 prefixally
adv. als voorvoegsel -
15 proprio
pref. proprio- (voorvoegsel in bedoeling van "van zichzelf") -
16 salpingo
pref. van eileiders (voorvoegsel) -
17 sterno
pref. sterno- (voorvoegsel in betekenis van "van borstbeen") -
18 tali
pref. enkel (voorvoegsel) -
19 thermo
pref. thermo- (voorvoegsel betekende warmte, v. warmte) -
20 von
prep. von (voorvoegsel van Duitse namen, dat wijst op afkomst van adel)
- 1
- 2