-
1 glide
n. voortglijden; zweven--------v. voortglijden, zwevenglide1[ glajd] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————glide21 glijden ⇒ sluipen, zweven♦voorbeelden:glide away/off • wegglijden, ontglippenglide across the room • door de kamer zweven/sluipenII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
2 катиться
vgener. voortglijden, oprollen (по чему-л.), rollen, biggelen -
3 скользить
vgener. voortglijden, (в танце) zwieren, schuiven, slieren, strijken, vagen, scheren, glibberen, glijden, glippen, glissen, slibberen, slippen -
4 glide along
glide along -
5 rollerskate
v. rolschaatsen, op rolschaatsen voortglijden -
6 rollerskating
n. het rolschaatsen, het op rolschaatsen voortglijden
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский