-
1 glide
n. voortglijden; zweven--------v. voortglijden, zwevenglide1[ glajd] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————glide21 glijden ⇒ sluipen, zweven♦voorbeelden:glide away/off • wegglijden, ontglippenglide across the room • door de kamer zweven/sluipenII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
2 glide along
glide along -
3 rollerskate
v. rolschaatsen, op rolschaatsen voortglijden -
4 rollerskating
n. het rolschaatsen, het op rolschaatsen voortglijden
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский