-
1 grown
adj. gekweekt; begroeid; volgroeid, volwassen[ groon]I 〈bijvoeglijk naamwoord; voornamelijk als suffix〉2 begroeid♦voorbeelden:II 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉1 volgroeid ⇒ rijp, volwassen -
2 adult
adj. volwassen, rijp--------n. volwassene; bevoegd[ ædult]♦voorbeelden: -
3 full-grown
-
4 grown-up
adj. volwassen (geen kind meer)volgroeidgrown-up -
5 growth
-
6 mature
adj. rijp; volwassen; ontwikkeld; afgewogen, overwogen--------v. rijpen, tot rijpheid komen; volgroeien; volwassen worden; vervallen (v. wissel)mature1[ mətsjoeə] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉♦voorbeelden:————————mature2♦voorbeelden:matured gin • oude jeneverII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
7 reach full growth
-
8 ripe
adj. rijp; belegen; ervarenripe1♦voorbeelden:1 he lived to the ripe age of ninety-five • hij bereikte de gezegende leeftijd van vijfennegentig jaar2 of ripe age • volwassen, ervarena ripe judgement • een doordacht oordeelII 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉1 klaar ⇒ rijp, geschikt♦voorbeelden:————————ripe2〈 werkwoord〉→ ripen ripen/ -
9 become adult
volwassen worden, volgroeid raken; een volwassen persoon worden
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский