-
1 vertrouweling
-
2 vertrouweling
vertrouweling, vertrouwelinge -
3 vertrouweling
n. confidant, confident, intimate -
4 vertrouweling
-
5 confidant
-
6 intimate
adj. nabij; verwant; dichtbij; persoonlijk; privé; intiem (seksueel); gedetailleerd; diepgaand; innerlijk--------n. boezem vriend; vertrouweling--------v. te kennen geven, laten doorschemeren; verklaren (oudtalig gebruik)intimate1[ intimmət] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————intimate22 vertrouwelijk ⇒ privé, strikt persoonlijk♦voorbeelden:they are on intimate terms • zij zijn goede vrienden————————intimate3[ intimmeet] 〈 werkwoord〉1 suggereren ⇒ een hint geven, laten doorschemeren -
7 repository
-
8 vertrouwelinge
→ link=vertrouweling vertrouweling -
9 confident
confident [kõfiedã],confidente [kõfiedãt]〈m., v.〉♦voorbeelden:
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский