-
1 branching
vertakking -
2 ramification
vertakking -
3 ramification
n. splitsing, vertakking, onderverdeling[ ræmiffikkeesjn] 〈 voornamelijk meervoud〉3 afsplitsing ⇒ vertakking, onderverdeling♦voorbeelden:3 all ramifications of the plot were not yet known • alle vertakkingen van de samenzwering waren nog niet bekend -
4 crotch
n. vertakking, vork; kruis (v. mens)1 vertakking ⇒ bifurcatie, vork -
5 branche
branche [brãsĵ]〈v.〉1 tak2 vertakking ⇒ aftakking, tak6 tak ⇒ sector, afdeling, vakgebied♦voorbeelden:cheval qui a de la branche • raspaardavoir de la branche • standing hebbenf1) tak2) vertakking, aftakking3) arm [kandelaar, rivier]4) been [passer, pincet]5) poot [bril]6) sector, afdeling7) balein [paraplu] -
6 рукав
mouw ; rivierarm, vertakking ; slang -
7 ответвление
-
8 отрасль
ngener. sector, branche (торговли, промышленности), tak, vak (науки, промышленности), bedrijfstak, nering (промышленности), vertakking -
9 разветвление
ngener. vork, aftakking, vertakking -
10 развилина
ngener. vertakking, vork (дерева, дороги) -
11 развилка
ngener. vertakking -
12 разъезд
-
13 рукав
-
14 bifurcate
v. (zich) splitsenbifurcate11 gevorkt ⇒ gaffelvormig, met vertakking————————bifurcate2〈werkwoord; zelfstandig naamwoord: bifurcation〉1 zich splitsen ⇒ zich verdelen/vertakken in twee delen♦voorbeelden: -
15 branch
n. tak; filiaal--------v. zich vertakkenbranch1[ bra:ntsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 tak ⇒ filiaal, bijkantoor, plaatselijke afdeling————————branch2〈 werkwoord〉1 zich vertakken ⇒ zich splitsen, aftakken♦voorbeelden:branch off • zich splitsen, afbuigenthey branched off there • ze zijn daar afgeslagen -
16 fork
n. vork--------v. verdelen, fragmenteren; graven met een hooivork; opvorkenfork1[ fo:k] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 tweesprong ⇒ splitsing, vertakking♦voorbeelden:————————fork21 zich vertakken ⇒ zich splitsen, uiteengaan♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 dragen/tillen met een vork ⇒ opprikken/opsteken met een vork -
17 prong
n. (hooi-, mest-) vork; tand van een vork; punt van een geweitak--------v. aan de vork steken; op de vork nemen; met de vork omdraaienprong1[ prong] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 punt ⇒ piek, vorktand————————prong2〈 werkwoord〉 -
18 abranchial
adj. zonder vertakking -
19 abranchiate
adj. zonder vertakking -
20 arteriole
n. arteriaal, kleine slagader, vertakking van slagader
Страницы
- 1
- 2
См. также в других словарях:
vertakking — prati … Woordenlijst Sranan