-
1 baiser
baiser1 [bezzee]〈m.〉♦voorbeelden:bons baisers de Paris • veel liefs uit Parijsgros baiser • pakkerdpetit baiser • kusjedonner le baiser de paix à qn. • zich met iemand verzoenenenvoyer un baiser à qn. • iemand een kushandje gevenprendre un baiser • een kus stelen————————baiser2 [bezzee]〈 werkwoord〉♦voorbeelden:baiser qn. au front • iemand op het voorhoofd kussenmkus, zoen
См. также в других словарях:
verneuk — transitive verb Etymology: Afrikaans, from Dutch dialect verneuken to hinder, cheat, from Dutch ver for (akin to Old High German far , fir ) + Dutch dialect neuken to nag more at for southern Africa : humbug, cheat, swindle … Useful english dictionary
