-
1 verloren gehen
-
2 verloren
-
3 flöten gehen
verloren gaan, naar de maan gaan -
4 Auge
Auge〈o.; Auges, Augen〉♦voorbeelden:sehenden Auges ins Unglück rennen • met open ogen zijn ongeluk tegemoet lopendie Augen abwenden • de blik afwenden〈 informeel〉 die Augen aufmachen, aufsperren, auftun • uit zijn ogen, doppen kijkenjemandem schöne Augen machen • met iemand (beginnen te) flirtendie Augen offen haben, halten • zijn ogen de kost gevendie Augen gingen ihm über • 〈 (a) formeel〉 zijn ogen schoten vol tranen; (b) daar stond hij van te kijkenwo hattest du denn deine Augen? • jij had je ogen zeker in je zak?〈 informeel〉 da bleibt kein Auge trocken • (a) iedereen begint te huilen; (b) iedereen lacht tranen • (c) niemand blijft daarvan verschoondjemandem etwas an den Augen ablesen • iets in iemands ogen lezenauf einem Auge blind sein • aan één oog blind zijnein Auge auf etwas, jemanden haben • (a) een oogje in het zeil houden; (b) een oogje op iets, iemand hebbenjemanden aus großen Augen ansehen • iemand met grote ogen aankijkengeh mir aus den Augen! • uit mijn ogen!er ist mir aus den Auge gekommen • ik heb hem uit het oog verlorenein Auge für etwas haben • oog voor iets hebbenetwas, jemanden im Auge behalten • iets, iemand in het oog houdenin jemandes Augen sinken, steigen • in iemands achting dalen, stijgendas fällt, springt (mir) ins Auge, in die Augen • dat springt in het oogder Gefahr ins Auge blicken, sehen • het gevaar onder ogen zienmit bloßem, nacktem Auge • met het blote oogmit einem lachenden und einem weinenden Auge • met een lach en een traanmit offenen Augen durch die Welt gehen • zijn ogen niet in zijn zak hebben〈 informeel〉 sich 〈 3e naamval〉 die Augen nach jemandem, etwas aus (dem Kopf) gucken, schauen • voortdurend op de uitkijk naar iemand, iets staanAuge um Auge, Zahn um Zahn • oog om oog en tand om tand(dunkle) Ringe um die Augen haben • kringen onder de ogen hebbenjemandem unter die Augen kommen, treten • iemand onder ogen komenes fällt mir wie Schuppen von den Augen • de schellen vallen mij van de ogenjemandem etwas vor Augen führen, halten, stellen • iemand iets onder het oog brengenich halte mir das vor Augen • ik houd dat voor ogenseine Figur schwebt, steht mir vor (den) Augen • zijn figuur staat mij voor de geest〈 informeel〉 er macht Augen wie ein gestochenes Kalb • hij staat met kalfsogen, schelvisogen te kijkendas Kind ist ihm wie aus den Augen geschnitten • het kind lijkt sprekend op hem〈 spreekwoord〉 aus den Augen, aus dem Sinn • uit het oog, uit het hart〈 spreekwoord〉 eine Krähe hackt der anderen die Augen nicht aus • twee kraaien pikken elkaar de ogen niet uit; kwade honden bijten elkaar niet -
5 Gang
Gang1〈m.; Gang(e)s, Gänge〉♦voorbeelden:seinen (alten, gewohnten) Gang gehen • zijn (gewone) gang(etje) gaanim Gang(e), in Gang sein • (a) werken, in werking zijn; 〈 (b) figuurlijk〉aan de gang zijn, gaande zijnetwas in Gang halten • iets aan de gang houdenin Gang kommen • op gang komeneinen schweren, bitteren Gang tun, gehen 〈 ook figuurlijk〉 • een zware, moeilijke tocht ondernemenauf meinem Gang zur Schule • op (mijn) weg naar schoolder Gang zum Verfassungsgericht • het zich wenden tot, het in beroep gaan bij het Constitutioneel Hof〈 figuurlijk〉 einen Gang zurückschalten • het kalmer aan doen, gas terugnemen8 toter Gang • dode, verloren gang————————Gang2〈m.; Gangs〉 〈 scheepvaart〉————————Gang3〈v.; Gang, Gangs〉 -
6 Geist
Geist1〈m.; Geist(e)s, Geister〉2 esprit, geest ⇒ spirit, pit♦voorbeelden:er ist ein kleiner Geist • hij is bekrompen van geestda scheiden sich die Geister • op dit punt lopen de meningen uiteenim Geist(e) sah ich … • in gedachte(n) zag ik …von allen guten Geistern verlassen sein • zijn gezond verstand verloren hebben2 ein Mann von Geist • een man met spirit, esprit————————Geist2〈m.; Geist(e)s, Geiste〉1 (wijn)geest ⇒ essence, spiritus -
7 flöten
См. также в других словарях:
verloren gehen — [Redensart] Auch: • abhanden kommen • auseinander fallen • abgehen Bsp.: • Warum gehen so viele Aschenbecher auf einer Fete verloren? • Leider ist der Henkel von diesem Gerät abgegangen … Deutsch Wörterbuch
verloren gehen — flöten gehen (umgangssprachlich); hopsgehen (umgangssprachlich); abhanden kommen * * * ver|lo|ren||ge|hen auch: ver|lo|ren ge|hen 〈V. intr. 145; ist〉 abhandenkommen ● pass auf, dass … Universal-Lexikon
verloren gehen — ver·lo̲·ren ge̲·hen; ging verloren, ist verloren gegangen; [Vi] jemand / etwas geht verloren jemand / etwas ist nicht mehr zu finden <ein Kind>: Mein Ausweis ist verloren gegangen || ID meist An ihm / ihr ist ein(e) + Berufsbezeichnung… … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
verloren gehen — abhandenkommen, fortkommen, hinschwinden, vergehen, verkümmern, verschwinden, wegfallen, zunichtewerden; (schweiz.): bachab gehen; (geh.): [dahin]schwinden, entgleiten; (ugs.): auf der Strecke bleiben, Beine bekommen, flöten gehen, in die Binsen… … Das Wörterbuch der Synonyme
verloren gehen — D✓ver|lo|ren ge|hen, ver|lo|ren|ge|hen vgl. verloren … Die deutsche Rechtschreibung
verloren gehen — fleute gonn … Kölsch Dialekt Lexikon
Gehen — Gehen, verb. irreg. ich gehe, du gehst, er geht; Imperf. ich ging; Mittelw. gegangen; Imperat. gehe oder geh. Es ist ein Neutrum, welches alle Mahl, den Fall ausgenommen, wenn es ein Reciprocum ist, das Hülfswort seyn erfordert, und überhaupt den … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
verloren — ver·lo̲·ren 1 Partizip Perfekt; ↑verlieren 2 Adj; nur präd; einsam und allein ≈ verlassen <verloren aussehen; sich verloren fühlen> 3 <hoffnungslos, rettungslos> verloren sein völlig hilflos sein, keine Chance haben, gerettet zu… … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
verloren — • ver|lo|ren – verlorene Eier (in kochendem Wasser ohne Schale gegarte Eier) – der verlorene Sohn – auf verlorenem Posten stehen Schreibung in Verbindung mit Verben und Partizipien: – verloren sein; das Spiel ist längst verloren gewesen – sie… … Die deutsche Rechtschreibung
Gehen (Sport) — Gehen bei den Leichtathletik Weltmeisterschaften 2005 (Der erste Geher befindet sich in einer Flugphase und verstößt damit sofern dies mit dem bloßen Auge erkennbar ist gegen die Geher Regeln) … Deutsch Wikipedia
gehen — 1. flanieren, sich fortbewegen, laufen, marschieren, schleichen, schlendern, schlurfen, schwanken, spazieren, stampfen, stapfen, stelzen, stolzieren, tänzeln, tappen, taumeln, trotten, wandern, waten, watscheln; (geh.): schreiten, wandeln; (geh.… … Das Wörterbuch der Synonyme