-
1 ejection
n. verdrijving, uitwerping, (ambts) ontzetting[ idzjeksjn]1 verdrijving ⇒ (ambts)ontzetting, uitzetting -
2 expulsion
-
3 eviction
-
4 extrusion
n. verdrijving, uitdrijving[ ikstroe:zjn]1 uitwerping ⇒ uitdrijving, het naar buiten werken2 extrusie ⇒ uitpersing (door opening/mondstuk) -
5 scatter
n. verstrooiing, verspreiding, verdrijving; kleine hoeveelheid; overschot aan reclametijd op televisie (na eerste verkoop voor het seizoen)--------v. uitspreiden; uitzaaien; verspreidenscatter1♦voorbeelden:————————scatter2♦voorbeelden:scatter over • uitstrooien over
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский