-
1 vanzelf
1 [uit zichzelf] de son plein gré2 [automatisch] automatiquement3 [natuurlijk] naturellement♦voorbeelden:dat spreekt vanzelf • cela va de soi -
2 vanzelf
même -
3 dat gaat vanzelf
-
4 dat probleem lost zich vanzelf op
dat probleem lost zich vanzelf opDeens-Russisch woordenboek > dat probleem lost zich vanzelf op
-
5 dat spreekt vanzelf
dat spreekt vanzelf -
6 dat wijst zich vanzelf
dat wijst zich vanzelfimpossible de se tromper! -
7 het spreekt vanzelf dat …
het spreekt vanzelf dat …il est évident que … 〈+ aantonende wijs〉 -
8 het spreekt vanzelf
het spreekt vanzelf -
9 ik ben er vanzelf in gerold
ik ben er vanzelf in gerold -
10 dat spreekt vanzelf
bien entendu, naturellement -
11 spreken
1 [algemeen] parler2 [+ uit][blijken] se manifester♦voorbeelden:deze cijfers spreken (voor zich) • ces chiffres sont éloquentseen vreemde taal spreken • parler une langue étrangèreeen paar sprekende voorbeelden • quelques exemples frappantsalleen de feiten laten spreken • se baser uniquement sur les faitshet spreken viel hem moeilijk • il lui était difficile de parlerje spreekt nu heel anders • ce n'est pas ce que tu disais (avant)spreek mij er niet van • ne m'en parle(z) pasjij hebt goed spreken • c'est facile à diregunstig over iemand spreken • dire du bien de qn.luid spreken • parler hautiemand te na spreken • dire du mal de qn.het spreekt vanzelf • cela va de soihet spreekt vanzelf dat … • il est évident que … 〈+ aantonende wijs〉vloeiend Frans spreken • parler couramment le françaiszachtjes spreken • parler basmet iemand spreken • parler avec qn.〈 telefoon〉 met wie spreek ik? • qui est à l'appareil?er valt met hem niet te spreken • il est impossible de discuter avec luimet een Engels accent spreken • parler avec un accent anglaisnamens iemand spreken • parler au nom de qn.om met mevrouw C. te spreken • comme l'a dit madame C.over iemand, iets spreken • parler de qn., qc.ik ben voor niemand te spreken • je n'y suis pour personneniet tegen elkaar spreken • ne pas se parlerspreken tot iemand • parler à qn.tot de verbeelding spreken • parler à l'imaginationvan zichzelf doen spreken • faire parler de soiom niet te spreken van … • sans parler de …spreken voor iets • parler en faveur de qc.voor de radio spreken • parler à la radiodit geval spreekt voor zich • ce cas se passe de commentairehij sprak: ‘laten we gaan’ • il dit: ‘allons-y’in zichzelf spreken • parler tout seuler sprak argwaan uit zijn stem • sa voix dénotait la méfianceslecht te spreken zijn • être de mauvaise humeurniet te spreken zijn over iets • ne pas être content de qc. -
12 gaan
4 [begrepen zijn in] entrer (dans)5 [+ over][tot onderwerp hebben] traiter (de)♦voorbeelden:laten we naar de kamer hiernaast gaan • passons à côtégaan liggen • se coucherhet gaat regenen • il va pleuvoirgaan slapen • aller dormirgaan staan • se mettre deboutgaan zitten • s'asseoirertussenuit gaan • changer d'airervantussen gaan • filer〈 figuurlijk〉 er gaat niets boven … • rien ne vaut …deze weg gaat door het bos • ce chemin traverse le boisin de oppositie gaan • passer à l'oppositionin de handel gaan • se lancer dans le commercein de politiek gaan • se lancer dans la politiquedeze weg gaat naar de stad • cette route conduit à la villezijn blik over iets laten gaan • laisser courir son regard sur qc.zijn gedachten over iets laten gaan • réfléchir sur qc.hoe laat gaat de trein? • à quelle heure le train part-il?zullen we gaan? • on y va?daar gaat ie dan • c'est parti, mon kikizij gaan uit elkaar • ils vont se séparerdat boek ging voor ƒ 20,- • ce livre partit pour 20 florinser gaan zes glazen uit een fles • une bouteille contient six verreswaar gaat dat boek over? • de quoi parle ce livre?of dat zal gaan weet ik niet • je ne sais pas si ce sera possiblelijdt hij veel pijn? dat gaat • souffre-t-il beaucoup? ça vaeraan gaan • y passerde zaken gaan goed • les affaires marchent biendat gaat zomaar niet • cela ne se passe pas comme çahet werk gaat slecht • le travail avance maldat gaat vanzelf • cela va tout seulin het zwart gekleed gaan • être en noirmet iemand gaan • être le petit ami, la petite amie de qn.daar gaat het om • tout est làzij gaat over de typekamer • elle est la responsable des dactyloshij gaat voor rijk door • il passe pour richezich te buiten gaan aan • s'adonner àom kort te gaan • brefdaar ga je! • à la tienne!→ link=bel belII 〈 onpersoonlijk werkwoord〉1 [gesteld zijn; geschieden] aller3 [+ om][als doel hebben] s'agir♦voorbeelden:hoe gaat het (met u)? • comment ça va?het gaat nogal • ça va comme ci comme çahet gaat slecht met de zaken • les affaires vont malzo gaat het nu altijd • c'est toujours la même chosehet gaat • ça va -
13 klapdeur
-
14 oplossen
1 [in een vloeistof opgaan] se dissoudre2 [verdwijnen] disparaître♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [het gevraagde uit de gegevens afleiden; tot een bevredigend einde brengen] résoudre 〈 ook muziek〉2 [schikken, regelen] régler3 [scheikunde, natuurkunde][laten reageren] (faire) dissoudre♦voorbeelden:een wiskundig vraagstuk oplossen • résoudre un problème mathématiquedat probleem lost zich vanzelf op • ce problème se résout tout seul2 dat lost niets op! • ce n'est pas une solution!III 〈wederkerend werkwoord; zich oplossen〉1 [zich opsplitsen] se dissoudre2 [m.b.t. samenscholing] se disperser -
15 rollen
1 [algemeen] rouler2 [buitelen] se rouler3 [vallen] tomber♦voorbeelden:ik ben er vanzelf in gerold • je me suis retrouvé dans cette situation par un pur hasardhet geld rolde over de vloer • l'argent a roulé par terrevan de stoel rollen • tomber de la chaiseII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [algemeen] rouler2 [op behendige wijze stelen] escamoter♦voorbeelden:een sigaret rollen • rouler une cigarettezich in een deken rollen • se rouler dans une couverture→ link=zak zak -
16 wijzen
1 [hand uitstrekken; aanduiden] indiquer (qc.)2 [+ op]attirer l'attention (sur qc.)♦voorbeelden:alles wijst erop dat … • tout porte à croire que …niets wijst erop dat … • rien ne prouve que …niet wijzen! • il ne faut pas montrer du doigt!in een richting wijzen • indiquer une direction du doigthet kompas wijst naar het noorden • la boussole indique le nord2 iemand wijzen op iets • signaler qc. à qn.er moet op worden gewezen dat … • il faut signaler que …dat wijst op een nieraandoening • ce sont les symptômes d'une affection rénalewijzen op een fout • relever une fauteII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [tonen; duidelijk maken] indiquer2 [m.b.t. vonnis] prononcer♦voorbeelden:1 de thermometer wijst 90° • le thermomètre indique 90°iemand het postkantoor wijzen • indiquer le bureau de poste à qn.III 〈wederkerend werkwoord; zich wijzen〉♦voorbeelden:1 dat wijst zich vanzelf • impossible de se tromper!
См. также в других словарях:
Эль-Кабир, Мустафа — Мустафа Эль Кабир … Википедия