-
1 Frage
Frage〈v.; Frage, Fragen〉2 vraag(stuk) ⇒ kwestie, probleem♦voorbeelden:was soll diese Frage? • dat spreekt toch vanzelf!Fragen über Fragen stellen • de ene vraag na de andere stelleneine Frage zum Inhalt • een vraag naar de inhoudeine Frage klären • een probleem oplossendas ist hier die Frage • daar gaat het omes erhebt sich die Frage, ob … • de vraag rijst, of …in Frage kommen • in aanmerking komen〈 informeel〉 das kommt nicht in Frage! • (daar is) geen sprake van!etwas in Frage stellen • iets in twijfel trekkenalles wird dadurch in Frage gestellt • alles komt daardoor op losse schroeven te staanohne Frage • zonder twijfel -
2 Rand
〈m.; Randes, Ränder〉♦voorbeelden:am Rande der Gesellschaft leben • aan de zelfkant van de maatschappij levenich bin mit meiner Geduld am Rande • mijn geduld is opdas versteht sich doch am Rande • dat spreekt toch vanzelfdas interessiert mich nur am Rande • dat interesseert mij slechts zijdelingsmit etwas nicht zu Rande, zurande kommen • iets niet voor elkaar kunnen krijgen, met iets niet uit de voeten kunnenmit jemandem nicht zu Rande, zurande kommen • met iemand niet goed op kunnen schieten4 halt deinen Rand! • hou je grote mond! -
3 Selbstschuss
-
4 allein
allein1♦voorbeelden:————————allein2〈 bijwoord〉1 (enkel en) alleen ⇒ enig en alleen, slechts♦voorbeelden:einzig und allein • enkel en alleennicht allein …, sondern auch • niet alleen …, maar ook2 (schon) allein der Gedanke, (schon) der Gedanke allein erschreckt mich • alleen al de gedachte doet me schrikken————————allein3♦voorbeelden:1 alles war fertig, allein er kam nicht • alles was klaar, maar hij kwam niet -
5 automatisch
-
6 begreifen
begreifenI 〈overgankelijk & onovergankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:¶ es begreift sich • het is begrijpelijk, het spreekt vanzelf -
7 das erledigt sich alles von selbst
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > das erledigt sich alles von selbst
-
8 das macht sich von selbst
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > das macht sich von selbst
-
9 das spricht für sich selbst
das spricht für sich selbstdat spreekt voor zich(zelf), vanzelf, is vanzelfsprekendWörterbuch Deutsch-Niederländisch > das spricht für sich selbst
-
10 das versteht sich doch am Rande
das versteht sich doch am RandeWörterbuch Deutsch-Niederländisch > das versteht sich doch am Rande
-
11 die Krankheit ist von allein weggegangen
die Krankheit ist von allein weggegangenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > die Krankheit ist von allein weggegangen
-
12 eine derartige Methode verbietet sich von selbst
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > eine derartige Methode verbietet sich von selbst
-
13 erledigen
erledigen1 uitvoeren, afhandelen2 uitschakelen, vernietigen ⇒ uit de weg ruimen♦voorbeelden:viel zu erledigen haben • veel te doen hebben〈 informeel〉 erledigt! • afgelopen uit!1 in orde komen, zich regelen♦voorbeelden: -
14 es begreift sich
het is begrijpelijk, het spreekt vanzelf -
15 klar
1 klaar, helder ⇒ doorzichtig2 klaar(ziend), helder, duidelijk ⇒ scherpzinnig3 duidelijk, evident ⇒ (goed) verstaanbaar, ondubbelzinnig4 〈 leger, ruimtevaart, scheepvaart〉klaar, gereed♦voorbeelden:er trank einen Klaren • hij dronk een borrelbei klarem Bewusstsein • volledig bij bewustzijneinen klaren Kopf bewahren • 't hoofd koel houdennicht ganz klar im Kopf sein • niet helder in 't hoofd zijnklar werden • duidelijk wordendarüber bin ich mir im Klaren • dat besef ik goed〈informeel; ironisch〉 das ist klar wie dicke Tinte • dat is zo klaar als een klontje, zonneklaarna klar!, aber klar! • ja natuurlijk!, dat spreekt toch vanzelf! -
16 machen
machen1 maken, doen ⇒ vervaardigen, toebereiden, veroorzaken♦voorbeelden:das Bett machen • het bed opmakenden Dolmetscher machen • als tolk optredenjemandem gute Laune machen • iemand een goed humeur bezorgenein gemachter Mann • een geslaagd manMittag machen • de middagpauze houdenjemandem Mut machen • iemand moed gevendie Schauspielerin macht die Ophelia • de toneelspeelster speelt de rol van OpheliaTee machen • thee zettendie Wohnung machen • het huis doen〈 informeel〉 mache nicht so viele Worte! • gebruik niet zo'n omhaal van woorden!〈 informeel〉 lass mich nur machen! • laat mij maar begaan!jemandem viel zu schaffen machen • iemand veel te schaffen geven〈 informeel〉 wird gemacht! • komt voor elkaar!〈 informeel〉 das macht 15 Mark • dat is, kost 15 mark〈 informeel〉 macht nichts! • hindert niets!was macht dein Magen? • hoe is het met je maag?〈 informeel〉 was soll man nur machen? • wat doe je er aan?〈 informeel〉 machs gut! • het ga je goed!〈 informeel〉 mach schnell! • maak haast!〈 informeel〉 mach doch schon! • schiet toch op!daran lässt sich nichts machen • daar is niets aan te doen〈 informeel〉 mit mir kann man es ja machen! • (a) ik trap er steeds weer in; (b) ik moet me zoiets laten welgevallen4 vormen, tot stand brengen♦voorbeelden:ich mache mich auf den Weg • ik ga op wegdas Wetter macht sich • het weer wordt beterdas macht sich von selbst • dat gaat vanzelfer macht sich • hij maakt vorderingendas Gemälde macht sich gut an der Wand • het schilderij doet het goed aan de muur3 mache dich nach Hause! • maak dat je thuis komt!ich mache mir nichts, wenig aus ihm • ik geef niets, weinig om hem〈 informeel〉 mach dir nichts daraus! • trek je er niets van aan! -
17 selbst
selbst1♦voorbeelden:1 sie ist die Güte selbst • ze is de goedheid zelve, in persoonselbst erwählt • zelfgekozenselbst gedreht • zelfgedraaidselbst gemacht • zelfgemaakt, eigengemaaktum deiner selbst willen • in je eigen belang, voor jezelfer war nicht mehr er selbst • hij was zichzelf niet meereine Sache um ihrer selbst willen tun • een zaak om de zaak zelf doendas ist jedem selbst überlassen • dat staat eenieder vrij————————selbst2〈 bijwoord〉 -
18 sprechen
sprechenI 〈overgankelijk & onovergankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:die Tatsachen sprechen lassen • de feiten voor zichzelf laten sprekenauf jemanden schlecht zu sprechen sein • slecht over iemand te spreken zijnschlecht über jemanden, von jemandem sprechen • kwaad van iemand vertellenlaut, leise sprechen • hard, zachtjes praten〈 telefoon〉 sprechen Sie noch? • bent u nog aan de lijn?etwas auf Band sprechen • iets op de band insprekenalles spricht dagegen • (a) er is heel veel op tegen; (b) alle tekenen wijzen in de tegenovergestelde richtingdas spricht für sich selbst • dat spreekt voor zich(zelf), vanzelf, is vanzelfsprekendetwas spricht für, gegen jemanden • iets pleit, getuigt voor, tegen iemandfür, gegen einen Vorschlag sprechen • zich voor, tegen een voorstel uitsprekenmit sich selbst sprechen • in zichzelf pratenvon jemandem sprechen • over iemand spreken, pratenzu einem Thema sprechen • over een onderwerp sprekenjemanden zum Sprechen bringen • iemand tot spreken brengen, aan de praat krijgensprich: • met andere woordenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 declameren, reciteren ⇒ voordragen♦voorbeelden:Recht sprechen • rechtsprekendas Urteil sprechen (über jemanden) • het vonnis uitspreken, wijzen (over iemand) -
19 verbieten
verbieten♦voorbeelden:〈 wederkerend werkwoord〉 eine derartige Methode verbietet sich von selbst • het blijkt vanzelf dat een dergelijke methode onmogelijk is -
20 von selbst
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Эль-Кабир, Мустафа — Мустафа Эль Кабир … Википедия