-
1 протягивать
uitsteken, uitstrekken ; leggen, trekken ; rekken -
2 протянуть
uitsteken, uitstrekken ; leggen, trekken ; rekken -
3 торчать
uitsteken, vooruitspringen, rondhangen -
4 выведывать
v1) gener. de zon schieten, uitvorsen2) liter. zijn voelhoorns uitsteken, zijn voelhorens uitsteken -
5 разузнавать
v1) gener. achter (iets) komen, de zon schieten, naspeuren, nasporen, navorsen, uitvorsen2) colloq. uitvissen3) liter. (iemands) pols voelen, polsen, zijn voelhoorns uitsteken, zijn voelhorens uitsteken -
6 висеть
hangen ; uitsteken -
7 выпустить
uitlaten, laten gaan ; afleveren ; produceren, vervaardigen ; uitgeven, publiceren, in omloop brengen ; uitsteken ; weglaten, overslaan -
8 выступить
naar voren komen ; vertrekken, op weg gaan ; uitspringen, uitsteken ; optreden -
9 выпускать
uitlaten, laten gaan ; afleveren ; produceren, vervaardigen ; uitgeven, publiceren, in omloop brengen ; uitsteken ; weglaten, overslaan -
10 выступать
naar voren komen ; vertrekken, op weg gaan ; uitspringen, uitsteken ; optreden -
11 возбуждать зависть в
vgener. (iem.) de ogen uitsteken (ком-л.)Russisch-Nederlands Universal Dictionary > возбуждать зависть в
-
12 возбуждать неприязнь в
vgener. (iem.) de ogen uitsteken (ком-л.)Russisch-Nederlands Universal Dictionary > возбуждать неприязнь в
-
13 вывешивать флаг
vgener. de vlag uitsteken, vlaggen -
14 выдаваться
vgener. uitspringen, uitstaan, uitsteken -
15 выделяться
v1) gener. opvallen, loskomen, zich afscheiden, afsteken, de kroon spannen2) liter. uitblinken, uitsteken (boven-íàä) -
16 выкалывать
vgener. uitsteken -
17 высовывать
vgener. buitensteken, uitsteken -
18 высовывать язык
vgener. de tong uitsteken -
19 выставлять
-
20 выступать
v1) gener. (за) pleiten, losrukken (против кого-л.), optreden (с речью, на сцене и т.п.), optrekken (о войсках), uitbreken (о поте и т.п.), uitrukken (об армии), uitslaan (о сыпи, плесени и т.п.), uitspringen, uitsteken, uittrekken, voorkomen, (iets) ten beste geven (с пением, декламацией и т.п.), aan de dag komen, afmarcheren, ageren (tegen-ïðотèâ), figureren, gemeenschappelijk optreden, instaan (voor-çà), opbreken (об армии), overhangen, rukken (в поход), uitpuilen, uittijgen2) navy. opdoeken (на передний план)3) liter. pleiten voor (iem.) (за кого-л.)
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Bein — 1. An Beinern ist gut Fleisch nagen. – Kirchhofer, 253. 2. An einem Bein nagen muss man nicht mehr. – Kirchhofer, 169. 3. Auf Einem Beine geht (steht) man nicht. So sagt der Deutsche, wenn er seinen Gast zum Genuss eines zweiten Glases nöthigt.… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Fuss — 1. Am Fuss der Kerze ist s finster. Wir beschäftigen uns oft mit Untersuchungen über die fernsten Dinge und übersehen dabei das Naheliegendste. 2. Auf Einem Fusse kann man nicht heimgehen. Die lieber zwei Schoppen trinken sollen oder – wollen. 3 … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Hahn — 1. A Höön as Bäs üübh san ânj Njoksstâl. (Amrum.) – Haupt, VIII, 352, 36; Johansen, 150. Ein Hahn ist Meister auf seinem eigenen Misthaufen. 2. Alle Hahnen müssen einen Kamm haben. – Simrock, 4222. 3. Alte Hähne sind bös zu pflücken. Holl.: Oude… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Wohlthun — 1. Allen wohlthun und keinem wehe. Charity to all with malice to none. So lautet der Sinnspruch am Denkmal des Präsidenten Lincoln, das sich auf dem Unions Square in Neuyork befindet. 2. Besser im Stillen wohlgethan, als einen berühmten Namen han … Deutsches Sprichwörter-Lexikon