-
1 to splash out
uitspatten -
2 fling
n. worp, gooi; uitspatting, verzetje; avontuurtje--------v. werpen; gooien; uitbarstenfling1[ fling] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:2 Highland fling • Schotse dans, Schotse driepashave a fling (at) • een poging wagen, een gooi doen (naar)————————fling21 gooien ⇒ (weg)smijten, (af)werpen2 wegstormen ⇒ (boos) weglopen/weggaan♦voorbeelden:fling down a challenge • uitdagenfling off one's pursuers • zijn achtervolgers afschuddenfling on/off one's clothes • in/uit zijn kleren schietenfling up one's hands/arms in horror • zijn handen/armen van afschuw/afgrijzen omhoog steken/in de lucht gooienfling an accusation at someone • iemand een beschuldiging naar het hoofd slingerenfling the past in someone's face/teeth • met iemands verleden komen aandragenfling oneself into something • zich ergens op werpenfling out of/from the house • boos weglopen van huis→ dirt dirt/ -
3 go to town
uitgaan; met succes te werk gaanzich inzetten, zich uitsloven; 〈 informeel〉uitspatten, zich uitleven -
4 have one's/a fling
have one's/a fling -
5 riot
-
6 town
adj. stads-, gemeente---------n. stad[ taun]1 stad♦voorbeelden:go to town • zich inzetten, zich uitsloven; 〈 informeel〉uitspatten, zich uitleven(out) on the town • (aan het) stappen, (een avondje) uithe went up to town from Nottingham • hij is vanuit Nottingham naar Londen gegaan→ red red/
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский