-
1 uitschuiftafel
-
2 uitschuiftafel
1 pull-out/extension table -
3 uitschuiftafel
-
4 een uitschuiftafel uittrekken
een uitschuiftafel uittrekken -
5 uittrektafel
→ link=uitschuiftafel uitschuiftafel -
6 table
table [taabl]〈v.〉1 tafel3 tafel ⇒ eten, voedsel5 tafel ⇒ tabel, register, overzicht♦voorbeelden:table d'école • schoolbanktable de jeu • speeltafeltable d'orientation • panoramawijzertable à ouvrage • naaitafeltjetable à rallonges • uitschuiftafeltable escamotable, pliante • klaptafeltables gigognes • mimitafeltjestable ronde • rondetafelconferentietable roulante • serveerboyla sainte table • de communiebank, het altaartable volante • bijzettafeltjedresser, mettre la table • de tafel dekkenquitter la table • van tafel opstaanse tenir bien à table • goede tafelmanieren hebbentenir table ouverte • open tafel houdenà table! • aan tafel!table de multiplication • tafel van vermenigvuldigingtable analytique • systematische inhoudsopgavetable (d'harmonie) • klankbodem, -kasttable de lancement • lanceerplatformtable de lecture • draaitafelles Tables de la Loi • de tafelen der wettable de nuit, de chevet • nachtkastjefaire table rase de • definitief aan de kant zetten, afrekenen met〈 informeel〉 se mettre à table • alles opbiechten, doorslaantable à repasser • strijkplank————————table (d'harmonie)klankbodem, -kastf1) tafel2) tabel, overzicht3) plateau -
7 table à rallonges
table à rallonges -
8 uittrekken
1 [uitdoen] enlever2 [door trekken verwijderen] arracher3 [+ voor][bestemmen] réserver (pour)4 [uittreksel maken; onttrekken aan] extraire5 [uithalen] défaire6 [naar buiten trekken] tirer7 [langer maken] étirer♦voorbeelden:tanden uittrekken • arracher des dents3 een bedrag voor iets uittrekken • affecter un montant à qc.een halve dag uittrekken voor iets • réserver une demi-journée pour faire qc.vocht uittrekken • extraire du liquideeen uitschuiftafel uittrekken • mettre les rallonges à une table7 iets tot een draad uittrekken • étirer qc. jusqu'à la grosseur d'un fil1 [naar buiten trekken] partir -
9 Tisch
〈m.; Tisch(e)s, Tische〉♦voorbeelden:ein Gespräch am runden Tisch • een rondetafelgesprekdie Parteien wieder an einen Tisch bringen • de partijen weer rond de tafel brengenbar auf den Tisch zahlen • contant betalenbei Tisch • aan tafel, onder het etennach Tisch • na het eten〈informeel; figuurlijk〉 etwas fällt unter den Tisch • iets schiet erbij in, valt uit de boot〈informeel; figuurlijk〉 vom Tisch müssen • afgehandeld, opgelost moeten wordenvor Tisch • vóór het etenzu Tisch, bitte! • aan tafel, alstublieft!jemanden zu Tisch bitten, (ein)laden • iemand aan zijn tafel nodigenzu Tisch gehen, sich zu Tisch setzen • aan tafel gaan¶ 〈 spreekwoord〉 Narrenhände beschmieren Tisch und Wände • gekken en dwazen schrijven hun namen op deuren en glazen -
10 ein ausziehbarer Tisch
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский