-
1 uitroken
1 [ten einde roken] finish/stop smoking♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [door roken verdrijven] smoke out♦voorbeelden: -
2 uitroken
v. fume, fumigate, smoke, smoke out -
3 vossen uitroken
vossen uitrokenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > vossen uitroken
-
4 zijn pijp uitroken
zijn pijp uitrokenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zijn pijp uitroken
-
5 desinfecteren
♦voorbeelden:1 een huis desinfecteren • disinfect/fumigate a houseeen wond desinfecteren • disinfect/cleanse a wound
Перевод: с нидерландского на английский
с английского на нидерландский- С английского на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Русский
- Французский