-
1 uitlekken
-
2 вытекать
vgener. leeglopen, uitstromen, uitvloeien, weglopen (о жидкости), gulpen, ontwellen, resulteren, rinnen, uitlekken, uitlopen, vloeien (uit-èç), volgen, voortspruiten, voortvloeien (uit- èç) -
3 делаться известным
-
4 обнаруживаться
v1) gener. uitkomen, aan de dag komen, aan het licht komen, blijken, blootliggen, doorsijpelen, te voorschijn komen, zich openbaren2) liter. uitlekken -
5 просачиваться
vgener. doorslaan, uitlopen, zijpelen, doorlopen, doorsijpelen, doorsijperen, inwateren, kwellen, siepelen, sieperen, sijpelen, sijperen, uitlekken
Перевод: со всех языков на русский
с русского на все языки- С русского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский